Gepubliceerd op 21-06-2017

Dol (dolletje):

betekenis & definitie

1 een -letje maken,pret, plezier maken. Deze verbinding werd enkel opgenomen in Verschue- ren(1996). Zelfheeft dol,waarvan dit verkleinwoord werd gevormd, niet de bet. van ‘prettig5, maar wellicht had men samenstellingen als dolprettigof dolle pretin het achterhoofd.

Ik kan nou eenmaal niet als een dooie diender zitten rijden, maar het wordt moeilijk om dolletjes te maken. De mensen zijn zo agressief geworden als de kolere. (Vrij Nederland, 29/09/84)

Ik maak geen dolletje, want toevallig was ik de kandidaat die dit overkwam ... (J.A. Deelden Modern Passé, 1988)

Hij moet een dolletje kunnen maken, hij moet op een echte manier met mensen kunnen omgaan. (Nieuwe Revu, 12/07/90)

2. van de -le,idioot, gek, klungelig. Variant van van de gekkejde zotte/de knotse enz.; van de gekke werd al in de jaren zestig gebruikt door de indiaan Kluk-Kluk in de populaire televisieserie ‘Pipo de Clown’. Deze gevleugelde woorden kwamen plots in het begin van de jaren tachtig in de omgangstaal terecht. Sindsdien is de uitdr. van de... erg productief geworden. Zo zegt men nu ook dat is van de zotteof hij is van de jarige.

Het zou natuurlijk van de dolle zijn als Van A. straks binnen een week een andere woning zou krijgen, en die kans is vrij groot. (HP/De Tijd, 14/09/90)

3. zo - als een ui/bos uien,zie zo gek als een ui/bos uien.

< >