Gepubliceerd op 21-06-2017

Anno

betekenis & definitie

(negentien) nu, tegenwoordig; momenteel; in deze tijd. Modieuze uitdr. die beginjaren tachtig voor het eerst opdook. Van Dale (1992) vermeldt nog de grappige variant sinds anno dazumal ‘heel lang geleden’.

Nou, ik schat d’r hooguit zeventien, achttien.

Maar dat is geen bezwaar, kerel, anno nu. (Dimitri Frenkel Frank: De kleinste hond ter wereld, 1980) Terug naar Rotterdam, voor zover we er zijn weg geweest, maar Rotterdam wannéér...? Anno nu? Anno 1947? Of in het jaar 2000? (J.A. Deelder: Gemengde gevoelens, 1986)

Iggy Pop...? Jeeeezuss... Anno Negentien Nu nog! (Jan Eilander: Altijd te laat, 1992)

annus horribilis, dit stukje Latijn voor wat in gewoon Nederlands ‘een verschrikkelijk jaar’ is (vgl. annus mirabilis ‘een jaar waarin veel opmerkelijke dingen hebben plaatsgevonden’), is een journalistencliché geworden sinds de Britse koningin het in 1992 in de mond nam. Haar zoon Andrew was net gescheiden van

zijn Fergie, en twee weken na haar geruchtmakende uitspraak gebeurde wat Elisabeth al wist: Charles en Diana scheidden van tafel en bed. De spelling van deze uitdr. wil wel eens variëren. Niet alle journalisten zijn sterk in Latijn.

Anno horribilis voor de RMT. (De Morgen, 15/09/94)

Op een snikhete 8 augustus van een niet nader genoemd ‘annus horribilis’ in de jaren tachtig besluit de tweeëntachtigjarige weduwnaar Little- john McCain, boer in North Carolina, dat het genoeg is geweest. (Vrij Nederland, 01/10/94)

Op belastinggebied is 1995 een annus horribilis geworden voor de Belgische banken. (DS Magazine, 29/12/96)

anoeng hebben, iets vermoeden; ergens van weten. Afgeleid van Duits Ahnung.

Ik had geen anoeng waar ze zat. (Albert Mol: Haar van boven,1988)

< >