Spiráéa L. [C. Linnaeus], - Lat. transvr. van den ouden Gr. naam speiraia, waarmede een plant werd aangeduid, welker identiteit niet vast staat. - Ook de oorsprong van den naam is onzeker. Sommigen leiden hem af van Gr. speira (Lat. spira), spiraal. Zoolang men niet weet, welke plant met speiraia bedoeld werd, valt niet uittemaken, of deze afleiding juist is. - Zeker is echter, dat de speiraia der Ouden niet was Spiraea ulmarĭa L. [C.
Linnaeus] (Ulmarĭa palustris Moench [K. Moench]), met spiraalvormig gewonden vruchten, welke plant in het Middellandsche-Zeegebied ontbreekt. - De vruchten van het tegenwoordige gesl. Spiraea zijn niet gewonden. - Linnaeus (zie Linnaea) zelf [Philosophĭa Botanĭca, Editĭo princeps (1751), p. 175] leidt den naam niet af van speira of spira, doch rekent hem tot de Graeca obscūra, de duistere Gr. namen, waarvan hij zegt: “quamplurĭma eruuntur difficillĭme & erŭta dubĭa tamen persistunt” (de meeste zijn zeer moeilijk natesporen en, als zij nagespoord zijn, blijven zij toch nog twijfelachtig).