Reséda L. [C. Linnaeus], - van Lat. resēdāre (van re, wederom; sēdāre, stillen), weder stillen, weder heelen. - Resēda alba L. [C. Linnaeus] was in de Oudheid bij de inwoners van Arimĭnum (het tegenwoordige Rimini, aan de O. kust van Italië op ruim 44° N.B.) in gebruik als geneesmiddel tegen gezwellen en ontstekingen (zie Plinĭus, Hist. Natur.
XXVII, 106). Bij het aanwenden der plant spraken zij driemaal deze bezwering uit, waarbij zij evenvele malen spuwden: “Resēda morbos resēda, scisne, scisne quis hic pullos egĕrit radīces; nec caput nec pedes habĕant”, dwz. Resēda, genees (onze) ziekten, weet gij niet, weet gij niet, wie hier zwarte wortels heeft voortgebracht? mogen (deze) hoofd noch voeten hebben (dwz. niet meer groeien)!