mariánus (-a, -um), - 1. (Silўbum - Adans. [M. Adanson]), - genoemd naar de maagd Marīa, de moeder van Christus. - Volgens een oude legende zijn de witte vlekken op de bladeren veroorzaakt door melk, welke uit de borsten der maagd Maria nederdroppelde op deze plant, welke daardoor heilig en geneeskrachtig werd. Inderdaad was de Maria-distel in vroegeren tijd een gewaardeerd geneesmiddel tegen long- en baarmoederbloedingen, lever- en miltaandoeningen en waterzucht. 2. (Cappăris - Jacq. [N. J. baron Von Jacquin]; - Lycopodĭum - Willd. [K.
L. Willdenow]), - afkomstig van de Marianen (zie mariannensis) of daar het eerst gevonden. 3. (Andromĕda - L. [C. Linnaeus]; - Picĕa - O. K. [C. E. Otto Kuntze]), - afkomstig van Maryland (Nieuwlat. Terra Mariāna: zie voorts marilandĭcus) of daar het eerst gevonden, Marylandsch.