heterótrichus (-a, -um), - van Gr. hetĕros, ander, verschillend; thrix (trĭchos), haar: met onderling ongelijke haren; met andere haren dan gewoonlijk.
heterotus heterótus (-a, -um), - van Gr. hetĕros, ander, verschillend; ous (ōtos), oor: met onderling ongelijke oortjes; met andere oortjes dan gewoonlijk.