Gluta L. [C. Linnaeus], - van Lat. gluten, kleefstof. De naam zinspeelt op het kleverige melksap.
Vgl. Rumphius, Herbarium Amboinense II, 260: “Tusschen het hout en het binnenste velleken der schorsse zit een dikachtige melk, dewelke spaarzamelijk uitsweet, zo van zelfs door de reeten, als door gemaakte quetsuren. Dezelve eerst uitkomende, is dik, vuilwit en kleeverig.”