Verklarend Woordenboek Plantennamen

Dr. C. A. Backer (1936)

Gepubliceerd op 07-05-2018

Dodecatheon

betekenis & definitie

Dodecátheon L. [C. Linnaeus], - Lat. transcr. van den ouden Gr. naam dôdekathĕon (van dôdĕka, twaalf; thêos, god), twaalfgodenkruid. - In de Oudheid (zie Plinĭus, Historĭa Naturālis XXV, 9) werd met dezen naam een zeer beroemde plant aangeduid, welke uit een gelen wortel zeven bladeren, sprekend op die der salade gelijkende, voortbracht, en welke geacht werd, met water gedronken, alle kwalen te genezen. Men beschouwde haar als zinnebeeld van de majesteit der twaalf hoofdgoden (Gr. Aphrodītê, Lat. Venus, godin der liefde en der schoonheid; Gr. Arês, Lat. Mars, god van den oorlog, beschermgod van het Romeinsche rijk; Gr. Artĕmis, Lat. Diāna, godin der jacht en der maan; Gr. Athênê of Pallas Athênê, Lat. Minerva, godin der wijsheid, der kunsten en der wetenschappen; Gr. Dêmêtêr, Lat. Cerēs, godin van den landbouw; Gr. Dionūsos, Lat. Bacchus, god van den wijn; Gr. Hermês, Lat. Mercurĭus, bode der goden. God des handels, der dieven en der reizigers; Gr. Hêphaistos, Lat. Vulcānus, god van het vuur; Gr. Hêrê, Lat. Juno, de gemalin van den oppergod Zeus (Jupĭter); Gr. Hestĭa, Lat. Vesta, godin van den huiselijken haard; Gr. Poseidôn, Lat. Neptūnus, god der wateren; Gr. Zeus, Lat. Jupĭter, de oppergod). - Linnaeus (zie Linnaea) schijnt den naam op het hem tegenwoordig voerende, den Ouden onbekende Amer. gesl. overgedragen te hebben, omdat de bloeiwijze niet zelden 12-bloemig is.

< >