cumingeánus (-a, -um), - planten van het Mal. Schiereiland, Singapore, Ned. Indië en de Philippijnen, welke dezen naam dragen, zijn genoemd naar Hugh Cuming (1791, West Alvington, Devon, Engeland; 1865, Londen), die zich reeds als kind naarstig toelegde op het verzamelen van schelpen en planten, zich in 1819 te Valparaiso (W. kust van Chili; ±33° Z.B.) vestigde en daar en in het binnenland van Chili zijn verzamelwerk voortzette, waaraan hij zich sedert 1826 geheel wijdde. Hij bouwde er een speciaal jacht voor, waarmede hij de W. kust van Amerika van 44° Z.B. tot 13° N.B. onderzocht.
Over Ecuádor, Columbia, Panamá en Jamaica keerde hij naar Engeland terug. Van 1836-39 verzamelde hij op de Philippijnen; op de terugreis bezocht hij Malaka, Singapore, Sumatra en in {p. 151} 1840 Sint-Helĕna. Op de Philippijnen was het zijn gewoonte bij dorpsgeestelijken te gaan logeeren en de schooljeugd op het verzamelen van planten en dieren uittezenden. Hij bracht een plantenverzameling van 130 000 nummers, vele vogels, reptielen en insekten en een van de grootste schelpenverzamelingen ter wereld bijeen.