Asclérum V. Tiegh. [Ph. van Tieghem (1839-1914), Fr. plantkundige], - van Gr. a, ontk. voorv.; sklêros, dor, uitgedroogd, hard. De naam zinspeelt op het ontbreken van sclerenchymcellen in de schors en het merg der twijgen en in de opperhuid der bladeren, welke cellen wel aanwezig zijn bij het verwante gesl.
Gonystȳlus Miq. [F. A. W. Miquel].