agnus castus, - van agnus, in het Lat. een mann. lam, doch hier mogelijk op te vatten als transcr. van Gr. agnos, dat staan zou voor agŏnos, kinderloos; Lat. castus, kuisch: de kuische kinderlooze. De naam zinspeelt op het gebruik, dat in vroegeren tijd van de plant werd gemaakt als antaphrodisiăcum. Zie Dodoens, Cruydeboeck, 2e druk (1563), 603: “Agnus castus es een seer sonderlinghe medecyne ende remedie voor den ghenen die in reinicheyt leuen willen, want hy wederstaet alle oncuysche lusten ende begheerten, ende verdroocht die natuere”, (d.w.z. de geslachtsorganen) “in alder manieren ghebruyckt, tzy ghepoedert ende ingenomen, oft in water ghesoden ende ghedroncken, oft oock op dbedde gheleyt ende daerop gheslapen. Ende daerom soo wordt hy Castus, dat es reyn ende suyver ghenaempt.”
Inloggen
Log hier in om direct te kunnen beginnen met schrijven.
Favorieten
Wil je dit begrip toevoegen aan je favorieten? Word dan snel vriend van Ensie en geniet van alle voordelen:
- Je eigen Ensie account
- Direct toegang tot alle zoekresultaten
- Volledige advertentievrije website
- Gratis boek cadeau als welkomstgeschenk