Aster is afkomstig van het Griekse aster, dat ster beduidt en attendeert op de stervormige bloemhoofdjes. Deze plant groeit langs zilte en brakke waterkanten en kreeg van de bevolking de naam Zulte, dat afgeleid is van het Middelnederlandse suite: pekel. Vandaar dat men in Zeeuws-Vlaanderen spreekt van Zouterik.
Andere volksnamen, die eveneens in verband staan met het zilte nat, zijn Zeeaster op Walcheren, in Groningen, Waterland en het Utrechtse. Verder Zeesterrekruid, Zoutwater aster, Zoutwatersterrebloem en Zoutwater sterrekruid. De namen verbonden met sterre, wijzen duidelijk op de als een ster gerangschikte straalbloempjes, zoals ook het geval is met Watersterrekruid.
De naam Allerheiligenbloem, als volksnaam in Oost-Brabant opgegeven, slaat volgens ons op het late bloeien in de herfst van de plant, want Allerheiligen valt in november. Maar Oost-Brabant heeft geen zilte gronden. De naam moet dus zijn overgenomen van het Duitse Allerheiligenblume, een volksnaam voor de gekweekte soorten van het geslacht Aster.
Deze gekweekte soorten bloeien inderdaad nog later dan de Zulte en bloemen veelal tot in de late herfst.De namen Lamsoren en Lamsoor zijn volksnamen die we in de provincie Zeeland aantreffen, die uiteraard voldoende van zilt water voorzien is. De blaadjes hebben volgens de bevolking veel weg van de oren van lammeren. De jonge blaadjes worden als een soort sla gegeten. De in de flora’s officieus vermelde naam Lamsoor (Limónium vulgáre) is eveneens een bewoonster van zilte gronden, slikken en schorren, maar het geslacht Limónium is in het geheel geen familie van de Zulte. Ook hier is de naam ontleend aan de vorm van de blaadjes, het oor van een lam, maar deze worden niet, zoals bij de Zulte, gegeten.
De wetenschappelijke soortnaam tripolium, wil men als volgt verklaren: de naam is afkomstig van het Griekse tripolion: driemaal grauw; een naam die door de Ouden aan een Armeriasoort gegeven werd. Volgens anderen sloeg deze naam op de verwante Plumbágo europáéa, een soort uit het Middellandse Zeegebied. Dit tripolion komt van treis: drie en polein: wisselen, omdat de Zulte driemaal van kleur verwisselt: de kelk is blauw, de bloemkroon wit en na het bloeien wordt de kelk violetachtig. Bij de Zulte, zijn de straalbloemen blauwachtig, de buisbloempjes geel en de rand van het omhulsel roodachtig. Dodonaeus (1608) laat het volgende horen: ‘Die fabel oft ijdele beuselinghe van de gene die gheloofden dat deze bloemen heur verwe drijmaal op eenen dach verschieten/ is oorsaecke geweest van den naem die dit cruyt voert/ te weten Tripolion, die in ’t Griecx so veel beteeckent/ als oftmen in onse tael Drijmaelveranderende oft Drijverwich cruydt seyde.’ Over de geneeskracht deelt hij mede: ‘De wortel van tripolium met wijn te drincken gegeven jaeght af door den kamergangh, de waterachtighe vochtigheden ende doet overvloedighlycken pissen.