Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 19-04-2022

Strabismus

betekenis & definitie

(στραβισμός), het scheel zien, scheeve stand van een oogappel ten opzichte van den anderen. S. accommodativus, alleen merkbaar bij inspanning der accommodatie (zie ald.); bij sterke graden van bijziendheid. S. alternans (Lat., afwisselend), scheel zien, afwisselend van het rechter en het linker oog, zoodat dan het ééne, dan het andere op een voorwerp gericht wordt, en het andere oog dan telkens scheel ziet. S. apparens (van het Fr. apparent, schijnbaar), schijnbaar scheel zien, doordat de gezichtslijn verder van of dichter bij het midden van het hoornvlies staat dan normaal, zoodat bij het richten van den blik op een voorwerp de hoornvliezen te dicht bij of te ver van elkander staan. S. bilateralis s. binocularis, scheel zien aan beide zijden (latus, gen. lateris, zijde), met beide oogen (bini, beiden; oculus, oog). S. concomitans (Lat., begeleidend), scheel zien, waarbij de beweeglijkheid der oogen ongestoord is; het echte scheel zien. S. convergens (Lat., samenwendend), scheel zien naar binnen. S. deorsum vergens (Lat., omlaag wendend), scheel zien naar beneden. S. divergens (Lat., uiteen wendend), scheel zien naar buiten, naar de temporale zijde. S. dynamicus (δύναμις, kracht), scheel zien, dat eerst kan worden waargenomen, als het oog, na met de hand bedekt te zijn, weder vrij wordt gelaten; vgl. Dynamisch; syn. S. latens. S. externus, scheel zien doordat een der musculi recti externi de overhand heeft; dezen vorm weder te onderscheiden in convergens, divergens en parallelus, naarmate de beide gezichtslijnen elkander achter het voorwerp snijden, uit elkander loopen of evenwijdig gaan. S. intermittens, scheel zien met tusschenpoozen. S. internus, scheel zien doordat één der musculi recti interni de overhand heeft; hierbij convergeeren de gezichtslijnen; daarom is S. convergens in het algemeen hiermede synoniem. S. latens, zie S. dynamicus. S. manifestus (Lat., openbaar), tegenstelling van S. dynamicus s. latens. S. monolateralis (μόνος, eenig; latus, gen. lateris zijde; beter S. unilateralis), éénzijdige scheelheid, scheeve stand van één oog; vgl. S. alternans. S. muscularis, onjuiste uitdrukking voor S. concomitans. S. parallelus, vgl. S. externus. S. paralyticus (παράλυσις, verlamming), scheel zien door verlamming van oogspieren. S. periodocus (περίοδος, tijdsverloop), tijdelijk scheel zien. S. permanens (Lat.), blijvend scheel zien. S. sursum vergens (Lat., omhoog gaand), scheel zien naar boven. S. spasticus (σπασμός, kramp), scheel zien door kramp van een oogspier; vgl. S. paralyticus. S. unilateralis, = S. monolateralis; vgl. S. bilateralis. S. verus, waar scheel zien; vgl. S. apparens. S. verticalis (Lat., rechtop), = S. sursum en deorsum vergens.

< >