Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 19-04-2022

Macula

betekenis & definitie

meerv. maculae (Lat.), vlek. Maculae acusticae, de eindorganen van de gehoorzenuw in den sacculus en den utriculus. Maculae coeruleae (Lat., blauwachtig), blauwgrijze vlekken, die op de huid ontstaan door den beet van kleederluizen en de uitwerking van hun speeksel; syn. tâches bleuâtres, tâches ombrées, exanthema caeruleum. M. corneae, vlek op het hoornvlies. M. cribosa inf., media, sup., zeefvormig doorboorde plekjes aan de binnenvlakte van het vestibulum; voor de takjes van den n. vestibularis. M. f lava, geelachtige plek van den stemband. M. germinativa, kiemvlek, het kernlichaampje (de kernlichaampjes) der eicel. M. hepatica, levervlek; vgl. Chloasma. Maculae lacteae, = M. tendineae. M. lutea, gele vlek; het geelachtig gekleurde, voor het licht het meest gevoelige gedeelte van het netvlies. Maculae tendineae s. lacteae, peesvlekken; witte of geelachtige vlekken aan de oppervlakte van het hart, ontstaan door verdikkingen van het hartezakje.

< >