Pinkhof geneeskundig woordenboek

Herman Pinkhof (1923)

Gepubliceerd op 19-04-2022

Fibrae

betekenis & definitie

(Lat.), vezels. F. ansatae (ansa, lis), lisvormige zenuwvezels; van de lamina terminalis over het chiasma naar het tuberculum cinereum loopend. F. arcuatae, boogvezels; in bogen loopende vezelgroepen in verschillende deelen der hersenen; syn. F. arciformes. F. circulares, spier van Müller (de kringvormige vezels van den m. ciliaris). F. commissurales, vezelen, die de beide helften der groote hersenen met elkander verbinden. F. heterodesmoticae (ἕτερος, een andere; δεσμόω, binden), vezels, die ongelijksoortige deelen der grijze zenuwstof onderling verbinden, terwijl F. homodesmoticae (ὁμός, gelijksoortig) onderlinge gelijksoortige deelen, bijv. de voorhorens van het ruggemerg met elkander verbinden. F. intercrurales (intercolumnares), peesvezelbundels tusschen het crus superius en inferius van den uitwendigen liesring. F. lentis, lensvezels. F. meridionales, spier van Brücke; de meridionaal en straalvormig loopende vezels van den m. ciliaris. F. obliquae, schuinsche vezels van den spierwand van de maag (de binnenste laag hiervan). F. perforantes, doorborende zenuwvezels, die het hoornvlies van achteren naar voren doorboren. F. propriae cerebri, = F. arcuatae Arnoldi, tusschen twee aangrenzende deelen der hersenschors. F. radiales, circulares, de straals- en kringsgewijze loopende vezelen van den musculus ciliaris. F. radiculares, wortelvezels, die in het ruggemerg komen of eruit ontspruiten. F. zonulares, vezels, die de zonula ciliaris (zie ald.) vormen.

< >