Gepubliceerd op 14-02-2019

Otto van tussenbroek

betekenis & definitie

Otto van Tussenbroek geb. Leiden 5 februari 1882, overl. Biaricum 6 april 1957.

Woonde en werkte in Dordrecht tot 1905, Laren (N.H.) tot 1916, Nieuwer-Amstel 1916, Haarlem na 1916, Utrecht tot 1952, daarna in Biaricum. Ook in Parijs 1905/1908, Brugge 1908, Diest en de Kempen 1910. Leerling van ‘Pictura’ te Dordrecht, ook raadgevingen van E.E.G. van der Ven (1903), studeerde te Parijs (ca. 1908) aan de Académie Julian.

Schilderde, tekende, etste en lithografeerde landschappen, stillevens, maakte goede tekeningen van Parijs (de bruggen, 1916) enz. In 1918-1923 was hij direkteur van het Kunstnijverheidsmuseum te Haarlem. Was ook docent aan de volksuniversiteit. Schrijver over gebruiks- en siervoorwerpen en over moderne woninginrichting en meubilering, Sinds 1939 hoofdredacteur van het maandblad Interieur en Ambacht, voorzitter van de Stichting ‘Goois Scheppend Ambacht’ enz. Kunstnijveraar.

Dordrechts Museum: de Pont Alexandre III te Parijs (gem. Tussenbroek, 1912).

Elsevier LV (1918, blz. 151-152); Luns; Mak van Waay; Plasschaert; Van Hall I; Waller Tutein Nolthenius (1)

zie Nolthenius.

< >