Nora van der Flier geb. Den Haag (Scheveningen) 12 december 1920. Woonde en werkte in Scheveningen; sinds 1954 in Voorburg.
Huwde 27-1-1954 te Voorburg met R. Rooyackers. Leerlinge van de Akademie v. B.K. in Den Haag.
Schildert en tekent (pastel) in figuratieve stijl. Verkreeg in 1951 koninklijke subsidie, in 1954 de 3de Willink van Collenprijs, in 1960 de 2de Jacob Hartogprijs en in 1961 de materiaalprijs van de Jacob Marisstichting. Lid van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag.
Rijkscollectie: promenade Scheveningen; drie pastels, t.w. strand, vrouw op bank, en zittende vrouw.
