Jan hendrik van de laar - geb. Rotterdam 1 februari 1807, overl. Rotterdam 15 mei 1874. Was leerling van C. Bakker en van het genootschap ‘Hierdoor tot Hooger’ te Rotterdam, van de Antwerpse Akademie (o.l.v. G. Wappers, 1829-1830) en van de Akademie v. B.K. in Den Haag (1839— 1843). Van 1841 af was hij te Rotterdam werkzaam.
Direkteur van de in 1850 opgerichte Akademie. In 1852 werd hij lid van de Kon. Akademie te Amsterdam.
Schilderde portretten, genrestukken en historische voorstellingen. Medewerker van zijn broer Bernardus van de Laar. Gaf les aan A. v. Beest (zéér waarschijnlijk), J. N. Huys (I), E. C. Rahms, J. M. Schmidt Crans, P. T. v. Wijngaerdt.
Tentoonstellingen Amsterdam, Den Haag en Rotterdam 1830-1873: de jeugd van Adriaan Brouwer; de heldendood van Herman de Ruiter; Salvator Rosa bezig het portret van een jongmeisje te schilderen; schertsend meisje bij een schildknaap; dame neemt een brief aan van een officier; de echtscheiding; Rembrandt; na de overstroming; enz. Haags Gemeentemuseum: een herenportret. Rijksprentenkabinet Amsterdam: een zelfportret (tekening). Rijksmuseum Kröller-Müller Otterlo: 4 tekeningen. Gemeentearchief Rotterdam: portret van A. van Beest (olieverf); het standbeeld van Tollens (tekening); Erasmus (tekening in kleuren). Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: de echtscheiding (naar een gedicht van Tollens). gem. J. H. van de Laar 1846; Albrecht Beiling (gem. J. H. v. d. Laar 1847).
De Nederlandsche Leeuw 63,1945/46 (blz. 109-113); Hist. Galerij I (blz. 125). II (blz. 41); Huebner; Immerzeel; Kramm; Kunstkronijk 1843/44 (blz. 62, 80), 1848 (blz. 80). 1852 (blz. 42), 1857 (blz. 78). 1858 (blz. 26), 1859 (blz. 38). 1816 (blz. 14). 1863 (blz. 2). 1869 (blz. 50). 1875 (blz. 86); Luns; Marius; Plasschaert; Scheen; Thieme-Becker; Van Hall 1; Waller; Wurzbach.