Jacobus Everhardus Josephus van den Berg geb. Rotterdam 8 november 1802, overl. Den Haag 20 juli 1861.
Leerling van zijn vader G. J. van den Berg en de Antwerpse Akademie (G. J. Herreyns).
Schilderde hoofdzakelijk portretten en historische onderwerpen. In Italië was hij 8 jaar werkzaam en sedert 1844 direkteur van de Akademie v. B.K. in Den Haag. In 1847 lid van de Kon. Akademie te Amsterdam. Gaf les aan J. J. van de Sande Bakhuyzen, A. H. Bakker Korff, J. E. J. van den Berg, Th. S. Cool, L. A. Hoyer van Brakel, J. W. F. Kachel, J. D. Kruseman Jr., P. M. van de Laar, Ph. L. J. F. Sadée, M. J. de Salle, F. Scheltema (II), C. A. J. Schermer, F. C. Sierich, W. de Famars Testas, P. C. D. Tetar van Elven, P. Tetar van Elven, H. A. van Trigt, J. E. B. de Witt(e).
Tentoonstellingen te Amsterdam en Den Haag van 1836-1847: genre -en historiestukken, w.o. stervend meisje; Jacoba van Beieren; Jan van Schaffelaar; Claudius Civilius. Haags Gemeentemuseum: verschillende portretten w.o. zijn zelfportret. Akademie v. B.K. in Den Haag: zelfportret. Rooms katholieke kerk (H. Antonius) Scheveningen: de Emmaüsgangers (twee grisailles 1843). Rijksprentenkabinet Amsterdam: enige portretten (tekeningen). Rijksprentenkabinet Leiden: zelfportret (krijttekening).
Immerzeel; Kramm; Kunstkronijk 1840/41 (92). 1842/43 (52, 80). 1862 (90); Luns; Marius; Scheen; ThiemeBecker; Van Hall; I Voorloopige lijst der Nederlandsche Monumenten III; Waller; Wurzbach.