Jacoba Johanna Ritsema (‘Coba’) geb. Haarlem 26 juni 1876, overl. Amsterdam 13 december 1961. Woonde en werkte vnl. in Haarlem, 27 januari 1937 vestigde zij zich te Amsterdam.
Ook heeft zij reizen naar het buitenland gemaakt, o.m. Parijs, Brussel en Londen. Leerlinge van de Kunstnijverheidsschool te Haarlem (1891-1893) o.l.v. F. Grabijn, van de Rijksakademie te Amsterdam (1893-1897) o.l.v. A. Allebé, C. L. Dake en N. van der Waay, daarna van haar broer J. C. Ritsema. Heeft ook veel raadgevingen gehad, o.a. van C. H. Breitner.
Schilderde en tekende figuren, interieurs, portretten, stillevens en bloemen. Werd één der ‘Amsterdamse Joffers’ genoemd, is dikwijls in de pers geroemd om haar buitengewone gave om haar talent tot uitdrukking te brengen en is dan ook vele malen in haar leven onderscheiden; in 1935 werd zij benoemd tot ridder in de orde van Oranje-Nassau.
Was o.m. lid van ‘Arti et Amicitiae’ en ‘St. Lucas’ te Amsterdam en van ‘Pulchri Studio’ in Den Haag. Behaalde in 1957 de Rembrandtprijs van de gemeente Leiden. Gaf les aan G. J. W. Boks, E. L. Duijvis, L. H. Honig, J. Surie, H. H. Tellekamp, V. Wirix, A. J. C. Wulfse.
Tent. Stedelijk Museum Amsterdam (cat. 1946). Museum Boymans-van Beuningen Rotterdam: dame aan toilettafel; stilleven met vruchten en bloemen. Gemeentemuseum Arnhem: vrouwelijk naakt (niet gem.). Haags Gemeentemuseum: atelier; pioenen. Teylers Museum Haarlem: meisje met sinaasappel. Centraal Museum Utrecht: vruchtenstilleven; meisje in het wit. Stedelijk Van Abbemuseum Eindhoven: stilleven met beeldjes. Singer Museum Laren (N.H.): portret van Nelly Bodenheim. Rijkscollectie: diverse stillevens; Haarlems hofje; de schilder M. van Raalte; de moeder van de kunstenares.
Luns; Mak van Waay; Van Hall I en II; Plasschaert.