Gepubliceerd op 14-02-2019

Cornelis van cuylenburg(h)

betekenis & definitie

Cornelis van Cuylenburg(h) geb. Utrecht ged. 2 april 1758, overl. Den Haag 22 september 1827. Tot na 1783 werkzaam in Utrecht, vertrok naar Antwerpen, keerde omstreeks 1817 terug en vestigde zich in Den Haag waar hij aangesteld werd als directeur der 1e afdeling van de Haagse Tekenacademie. Schilderde portretten en genrestukken, meestal bij kaarslicht.

Gaf les aan J.E. van Cuylenburg(h), F. L. Huygens, H.D. Loeff en M.F. Reeder.

Tentoonstellingen te Amsterdam en Den Haag van 1813-1827: smederij, vrouw bij lamplicht, haring vrouwtje, drinkende boer, scharenslijper, diverse portretten, diverse interieurs, enkele winter- en zomerlandschappen, heer een paard vasthoudend (landschap), interieur van een kruidenierswinkel, het vervoeren van Hugo de Groot uit Loevestein, interieur waarin een vrouw met spelende kinderen, Schevenings meisje met een bootsman.

Rijksmuseum Amsterdam: twee portretten. Haags Gemeentemuseum: portret (bruikleen): man en vrouw bij kaarslicht.

Gemeentearchief Den Haag: ontwerp voor een erepoort (tekening, gem. C. van Cuylenburgh). Museum Boijmans-van Beuningen Rotterdam: twee tekeningen. Centraal Museum Utrecht: strijkster (gem. C. Cuylenburgh f 1825); caritas, 1821 (aquarel).

Rijksprentenkabinet Amsterdam: tekening(en).

Immerzeel: Kramm; Luns; Nieuw Nederlandsch Biografisch Woordenboek I; Scheen; Thieme-Becker; Waller; Wurzbach.

< >