Christina Abigael van der Willigen geb. Haarlem 7 mei 1850, overl. Laren (N.H.) 1 augustus 1931.
Woonde en werkte in Haarlem, Nunspeet, Volendam van 1898 tot 1904, Brussel tot 1905, Antwerpen tot 1906, Nunspeet in 1906, daarna in Laren (N.H.). Heeft veel buitenlandse reizen gemaakt, o.m. naar België, Frankrijk, Duitsland en Italië. Leerling van P. F. van Os, F. Th. Grabijn, Jacob Smits, E. A. von Saher, F. G. W. Oldewelt (1894), van E. Blanc-Garin te Brussel in 1905, van de Antwerpse Tekenakademie (na 1906) en daarna van H. M. Krabbé.
Schilderde, aquarelleerde, etste en tekende landschappen, dorpjes, reisschetsen; de haven van Volendam, stadjes in Frankrijk enz. Heeft echter naam gemaakt als schilderes van bloemen. Was lid van de vereniging van beeldende kunstenaars ‘Laren-Blaricum’.
Tentoonstellingen Amsterdam 1899 en 1903 en Arnhem 1901: O.I. kers; chrysanten (aquarel); rozen; anemonen, witte pot. Frans Halsmuseum Haarlem: rododendrons. Stedelijk Van Abbemuseum Eindhoven: rozen (waterverf).
Elsevier 1920 (LIX, A. E. van den Tol), 1923 (LXVI, R. W. P. de Vries jr), 1928 (LXXV, A. E. van den Tol); Luns; Maandblad voor Beeldende Kunsten (1925, blz. 160); Plasschaert; Van Hall I; Waller.