Gepubliceerd op 21-02-2019

Boom, hendrik van der

betekenis & definitie

Boom, hendrik van der - geb. Amsterdam 22 augustus 1827. Werkzaam in Amsterdam, van beroep loodgieter, vertrekt in 1870 naar Renswoude, van daar in 1888 naar Haarlemmermeer (zijn beroep is dan klompenmaker). Bij nader on­derzoek bleek zijn naam niet voor te komen in de bevolkingsregisters van Haarlemmermeer. Amateurschilder van figuren en portretten.

Tentoonstelling te Amsterdam in 1848: portret van een jongeman.

< >