Abram Petrus Stokhof de Jong geb. Amsterdam 11 mei 1911, overl. Vipiteno (Italië) 12 augustus 1966.
Woonde en werkte in Amsterdam, Soest en van 1961 af in Utrecht. Leerling van de Rijksakademie te Amsterdam (monumentale afd.) o.l.v. M. H. E. Campendonk en J. H. Jurres. Monumentaal kunstenaar.
Religieuze, profane en toegepaste kunst, als gebrandschilderde ramen, mozaïeken (mozaïek-glas-plaqué en beton), sgrafito’s, muurschilderingen enz. Verkreeg de Gerrit van der Veenpenning (verzet).
Was lid van het ‘A.K.K.V.’ en oprichter-direkteur van de volksuniversiteit te Soest. Gaf les aan de Akademie ‘St. Joost’ te Breda en aan de Akademie ‘Artibus’ te Utrecht en aan A. E. H. A. Dooren, G. A. Dubbelaar, M. A. van den Dijssel, M. A. G. Goené, C. M. Koekkoek, E. M. L. Lamers, G. A. Overeem, aan zijn vrouw A. M. W. Sinnige, L. van Sluis, H. P. Sluis, A. J. H. Stallenberg, J. J. Vermaat.
Veel van zijn hand in openbare gebouwen en in kerken (glasramen en kruiswegstaties); ook in het Museum v. Nieuwe Religieuze kunst te Utrecht.