Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Syrië

betekenis & definitie

(al-Djoemhoeria al-Arabia as-Soeria), republiek in het Midden-Oosten, begrensd door Turkije, Irak, Jordanië, Israël, de Middellandse Zee en Libanon, 185 680 km2, 9,31 mln. inw. Hoofdstad: Damascus.

BEVOLKING EN ECONOMIE

Ongeveer de helft van de bevolking, die per jaar gemiddeld met 3,2 % in aantal toeneemt, woont in steden. Tot de beroepsbevolking rekent men 2,1 mln. personen; hiervan werkt 48 % in de landbouw. Van de oppervlakte wordt 31 % als akkerland gebruikt. Van deze 56900 km2 wordt ca. 10 % geïrrigeerd.

De Syrische economie is in grote moeilijkheden geraakt doordat de aardolieopbrengst (8,5 mln. t) steeds minder wordt en de wereldprijs van aardolie daalt. Syrië is voor ongeveer 60 % van zijn exportinkomsten van deze fossiele brandstof afhankelijk.

POLITIEK

Op het binnenlandse vlak moest president Assad tussen 1981-84 rekening blijven houden met het verzet tegen zijn regime onder de soennietische meerderheid in zijn land. Vanaf 1983 kreeg hij ook te maken met een regelrechte strijd om zijn opvolging. Op het buitenlandse vlak slaagde hij er echter in de Syrische posities in Libanon veilig te stellen, ondanks de Israëlische inval in de zomer van 1982.

Het Nationaal Progressief Front, dat door de Baath wordt gedomineerd, legde bij de parlementsverkiezingen in nov. 1981 nog beslag op alle 192 zetels, maar in werkelijkheid was er van een nationale concensus in het land al lang geen sprake meer. De vernieuwde regering onder leiding van Abdoel Raoef al Kassem en de volksmilities stonden veelal machteloos tegenover de islamitische fundamentalisten. Op 29.11.1981 kwamen er 150 mensen om het leven bij een zware bomexplosie in een volkswijk van Damascus. Maar ook de regering zelf liet zich niet onbetuigd. Tot in het buitenland werden binnen- en buitenlandse vijanden door de Syrische geheime dienst achtervolgd. Na de aanslag op het kantoor van een pro-Iraaks weekblad in Parijs, waarbij een dode viel, wees Frankrijk op 22.4.1982 verscheidene Syrische diplomaten uit.

Het optreden van het leger, onder leiding van Assads broer Rifaat, leidde op 2.2.1982 tot een regelrechte volksopstand in de van oudsher gezagsvijandige en fundamentalistische stad Hama. Pas op 18 febr. kon het leger de rebellie neerslaan, ten koste van naar schatting 30000 doden. In mrt. 1982 richtten dissidenten de Nationale Alliantie voor de Bevrijding van Syrië op, waarin voor het eerst nasseristen en aanhangers van de pro-Iraakse Baath samenwerkten met de Moslim Broeders. Dit ‘monsterverbond’ riep op tot een ongenadige strijd tegen het regime maar de verzetsacties werden eind 1983 uit de actualiteit verdrongen door de strijd om de opvolging van president Assad.

Op 13.11.1983 werd bekend dat het staatshoofd in een ziekenhuis was opgenomen. Diplomaten in Damascus berichtten over de zenuwachtige sfeer die er onmiddellijk heerste. De president had altijd zeer persoonlijk geregeerd en nog geen richtlijnen voor zijn opvolging uitgevaardigd. De overleving van het regime hing van zijn herstel af.

Zijn broer Rifaat liet zich in de volgende dagen nadrukkelijk zien en liet in de hoofdstad zijn afbeelding aanplakken. Rifaat was nog altijd synoniem voor corruptie en een extravagante levensstijl die hij deels met smokkel via Libanon kon bekostigen. Binnen de Baath werd hij ook gewantrouwd vanwege zijn vermeend pro-Amerikanisme.

In het voorjaar van 1984 hernam de president zijn normale activiteiten, maar na een twist over genoemingen in het leger stuurde Rifaat op een openlijke confrontatie met zijn rivalen aan de top aan. Op 27 febr. omsingelden de T-72-tanks van zijn ‘Verdedigingsbrigade’ het presidentiële paleis. Loyale legereenheden rukten echter naar de hoofdstad op om de presidentiële garde te ontzetten en de president kon zijn broer tot bedaren brengen.

Op 6 mrt. gaf het staatshoofd opdracht aan premier Kassem om een kabinetsherschikking door te voeren. Vijf dagen later benoemde hij drie vice-presidenten: Rifaat, Abdel Halim Chaddam, die tot dusver Buitenlandse Zaken had beheerd, en de adjunct-secretaris van de partij, Mohammed Zoeheir Macharka. Veel loste dit niet op. Op 30.3.1984 en 19.4.1984 kwam het tot gevechten tussen Rifaats manschappen en de legerbrigade van generaal Ali Haidar, na een ruzie over de toewijzing van pas geleverde sovjettanks.

Op 28 mei plaatste president Assad zijn broer aan het hoofd van een diplomatieke zending naar de USSR. Naderhand kreeg hij een verbod naar Damascus terug te keren en verbleef Rifaat ‘om gezondheidsredenen’ in zijn Zwitserse villa. President Assad startte meteen een reeks - voorzichtige - zuiveringen. Met nieuwe benoemingen schakelde hij Rifaats medestanders in de legertop uit. De ‘Verdedigingsbrigade’ verloor haar autonomie. Op 11.10.1984 verklaarde minister van Defensie Moestafa Tlass tenslotte dat Rifaats verbanning ‘definitief was.

Syrië bleef stevig in de Libanese Burgeroorlog verwikkeld. Toen Israël op 14.12.1981 de Golanhoogte annexeerde, zocht Assad weer even toenadering tot de Conservatieve Arabische landen. Tijdens de Israëlische invasie van Libanon in juni 1982, liet Syrië zich niet tot een totale oorlog verleiden. Maar het weigerde zich in het voorjaar van 1983 wel gelijktijdig met de Israëli’s uit Libanon terug te trekken en veroordeelde daarmee meteen het Libanees-Israëlische Verdrag van Khalde. De Amerikaanse minister van Buitenlandse Zaken G.Shultz had er zelfs een reis naar Damascus voor over om Assad onder druk te zetten. Maar dat was tevergeefs. De relaties met de VS zakten dan ook tot onder het nulpunt.

Het kwam tot schermutselingen tussen het Syrische leger en de vredesmacht die na het vertrek van de PLO uit Beiroet in de hoofdstad was achtergebleven. De Israëlische terugtrekking tot achter de rivier de Awali, in sept. 1983, versterkte nog de Syrische positie. Washington beschuldigde Syrië van de moorddadige aanslagen op de Amerikaanse en Franse hoofdkwartieren op 23 okt.

Op 4 dec. schoten de Syriërs twee Amerikaanse vliegtuigen boven hun eigen stellingen neer. Intussen was het ook tot spanningen gekomen met PLO-leider Jasser Arafat. Syrië steunde in nov. 1983 de dissidente Palestijnen, die Arafat in Tripoli belegerden. Op 24 juni was Arafat al uit Syrië gewezen, omdat Assad hem zijn toenadering tot Jordanië en Egypte bijzonder kwalijk nam. Nadat Jordanië zijn diplomatieke relaties met Egypte had hersteld, riep Syrië op 27 sept. samen met Libië de overige Arabische landen op tot een boycot van het land. Dat dit alles niet naar de zin was van de Russische bondgenoot, werd door diplomaten opgemerkt tijdens Assads bezoek aan Moskou (midden okt.). Ook de Syrische steun voor Iran in de grensoorlog tegen Irak, zinde het Kremlin duidelijk niet.

< >