Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Suriname

betekenis & definitie

Republiek in Zuid-Amerika, begrensd door Frans Guyana, Guyana, Brazilië en de Atlantische Oceaan, 163 820 km2, 400 000 inw. Hoofdstad: Paramaribo.

ECONOMIE

De beroepsbevolking telt ca. 100 000 personen, van wie 17,6 % werkzaam is in de landbouw. Slechts 0,3 % van de oppervlakte is in gebruik voor de akkerbouw (49 000 ha). De voornaamste landbouwprodukten zijn rijst (244 000 t), suikerriet (160 000 t) en bananen (40 000 t). Verder worden nog kokosnoten en zuidvruchten verbouwd.

De belangrijkste economische bedrijvigheid is de mijnbouw. Jaarlijks worden 4,77 mln. t bauxiet en 1,31 mln. t aluminium gewonnen. De bauxietverwerking domineert de industrie, die voorts gebaseerd is op de produktie van traditionele voedings- en genotmiddelen. De bauxietprijzen daalden echter met 20 %. Wegens de gespannen verhoudingen met Nederland zag het ernaar uit dat moest worden afgezien van een plan om een door dat land gefinancierde stuwdam en smelterij op te richten. Ter bestrijding van een werkloosheid van 30 % en ter ontlasting van een topzwaar bestuursapparaat wordt voorrang gegeven aan de grote landbouwprojecten voor rijstwinning en andere exportteelten.

CULTUUR

LITTERATUUR. Edgar Cairo schrijft krantecolumns en romans in het Surinaams-Nederlands. Zijn verhalen spelen deels in Nederland, deels in Suriname. Zij hebben vaak het leven van de ontheemde Surinamer tot onderwerp, zoals zijn roman Dat vuur der grote drama’s (1982). Als dichter schrijft Cairo, puttend uit de orale negercultuur, in het Sranan Tongo. Albert Helman publiceerde een uniek reisverslag in dagboekvorm van een ontdekkingstocht in twee binnenlanden, Het eind van de kaart (1980).

Hij schreef ook, als ‘testament’, een ecologische historie van de vijf Guyana’s met Suriname als middelpunt, De foltering van Eldorado (1983). Rabin Gangadin schrijft poëzie in het Nederlands, zonder zijn achtergrond te beklemtonen. Astrid Roemer, eveneens in het Nederlands schrijvend, belicht de positie van de zelfbewuste zwarte vrouw. Hugo Pos schrijft essays over Suriname en de Surinaamse litteratuur. [mr.H.Pos]

POLITIEK

In juni 1981 verklaarde president Chin A Sen dat de ontwikkelingssamenwerking met Nederland gewijzigd diende te worden, wilde men althans de doelstellingen van 1975 realiseren (werkgelegenheid scheppen, welzijn bevorderen, regionale spreiding van de ontwikkeling). Dit leidde ertoe dat op de vergadering in dec. van de Commissie Ontwikkelingssamenwerking besloten werd, dat de Ned. hulpgelden niet besteed zouden worden aan het pretentieuze Kabaleboproject in West-Suriname, maar aan de ontwikkeling van de energiesector in heel het land. Inmiddels was in juli B.Sital als minister van Volksgezondheid opgenomen in het kabinet. In mrt. was hij op bevel van de legerleiding in vrijheid gesteld. Hij was met twee andere militairen gevangengezet wegens ‘samenspanning tegen het wettig gezag’ (25.2.1980), een beschuldiging die Sital altijd ontkend heeft. Eind nov. besloot het Volkscongres tot oprichting van een Revolutionair Front, waaraan alle partijen en groepen zouden kunnen deelnemen.

Op 15 dec. werden de leden van het Front geïnstalleerd. Zij besloten een grondwetgevende vergadering in te stellen, die een nieuwe grondwet moest opstellen, en te streven naar meer invloed van de overheid op het bank- en financieringswezen, een rechtvaardig belastingstelsel, een algemeen ziekenfonds en sociale woningbouw. Het programma repte niet over verkiezingen, hoewel die hoog in het vaandel van de vakbonden stonden. Begin 1982 rezen er moeilijkheden tussen de president en legerleider Bouterse, waarschijnlijk naar aanleiding van de nieuwe grondwet. Chin A Sen wenste daarin alleen een adviserende taak voor de militairen in te ruimen, terwijl Bouterse daarnaast o cfk een controlerende taak ten aanzien van het beleid wilde behouden. Chin was voorstander van snelle terugkeer van de democratie, Bouterse daarentegen meende dat dit zeer geleidelijk en pas na ingrijpende hervormingen zou kunnen gebeuren.

Tenslotte was de president op 4 febr. gedwongen zijn mandaat aan de militairen terug te geven. Ook de regering trad af, zodat de macht weer in handen van het Militair Gezag lag. Op 8 febr. werd rechter L.Ramdat Misier tot waarnemend en ceremonieel president benoemd. Nederland schortte hierop het overleg met Suriname inzake ontwikkelingssamenwerking op; lopende hulpprogramma’s zouden worden voltooid, maar nieuwe verplichtingen niet worden aangegaan. Terwijl de kerken en de vakbeweging op vrije verkiezingen aandrongen, kreeg Bouterse weer te maken met verzet binnen het nationale leger. Sergeant-majoor W.Hawker (‘de bikkel’ genaamd), die gevangen zat wegens samenzwering tegen het gezag, werd op 11 mrt. bevrijd.

Met luitenant S.Rambocus ondernam hij onmiddellijk een nieuwe coup-poging, waarbij de kazerne in Paramaribo werd bezet en twee vergeefse aanvallen op fort Zeelandia werden ondernomen, waar Bouterse zijn hoofdkwartier had ingericht. De volgende morgen vroeg werd Hawker gearresteerd en korte tijd later zonder vorm van proces doodgeschoten. Dit leidde tot felle protesten in Suriname en Nederland. Bouterse verdedigde het gebeuren door te verklaren dat sinds 11 mrt. de oorlogstoestand gold, en daarmee het standrecht. Op 30 mrt. werd een voorlopige grondwet uitgevaardigd, de dag erna trad een nieuwe regering aan, met oud-minister H.Neijhorst als leider. Het militair gezag was de situatie meester, zodat Bouterse een bezoek kon brengen aan Venezuela en daarna aan Brazilië. Beide landen bleken bereid tot wapenleveranties (met Venezuela kwam het later tot een militair verdrag).

Inmiddels broeiden in Suriname diverse haarden van onrust en verzet. Boeren blokkeerden in aug. het vliegveld van Nickerie, uit protest tegen de opgelegde lage rijstprijzen. In sept. braken er talloze stakingen uit. In okt. riep de grootste vakcentrale, de Moederbond, op tot een stakingsactie om verkiezingen af te dwingen. Het was een regelrechte oorlogsverklaring aan Bouterse. Op 2 dec. sloeg de politie in Paramaribo met harde hand 3000 demonstrerende studenten uiteen.

Onder voorwendsel een complot te verijdelen, trok Bouterse in de nacht van 7 op 8 dec. alle macht aan zich. Militairen schoten het gebouw van de Moederbond in brand en vernielden het Creoolse en het Hindoestaanse radiostation, alsmede het bureau van het dagblad De vrije stem. Een groot aantal tegenstanders van het bewind werd gearresteerd en naar fort Zeelandia overgebracht. Ten minste 15 prominenten onder hen werden ter plaatse gefolterd en daarna doodgeschoten. Onder de doden waren Rambocus, Daal, de rector van de universiteit G.Leckie en oud-minister A.Kamperveen. Na dit bloedbad diende premier Neijhorst het ontslag van zijn regering in, terwijl president Misier zijn mandaat teruggaf. Bij de begrafenis van de 15 doden op 13 dec. liet de bevolking haar sterke afkeur blijken.

In Nederland was het protest groot. De uitgeweken president Chin A Sen vormde er een Politieke Raad voor de Bevrijding van Suriname. De VS reageerden met het opschorten van alle hulp aan Suriname. Een nieuwe mislukte coup in jan. 1983 leidde tot ontslag voor een aantal officieren. Een van de leiders van de coup, garnizoenscommandant R.Horb, werd gevangengenomen en korte tijd later dood in zijn cel aangetroffen. Om het vertrouwen van de VS weer te winnen, gaf Bouterse aan E.Alibux opdracht een nieuwe regering te vormen.

Daarin werden echter ook leden opgenomen van de sterk op Cuba georiënteerde Revolutionaire Volkspartij, o.a. de links-radicaal Sital. Toen bleek dat dit de argwaan van de benodigde geldschieters alleen maar versterkte, veranderde Bouterse van koers. Hij stuurde Sital naar huis, maakte de betrekkingen met Cuba losser en vernieuwde de contacten met Brazilië. In de loop van okt. 1983 kwamen er aanwijzingen dat Bouterse ook de betrekkingen met Nederland wilde verbeteren, teneinde de geblokkeerde ontwikkelingsgelden alsnog te verkrijgen. In dec. staakten de arbeiders van de bauxieten aluminiumindustrie vanwege aangekondigde belastingverhogingen. Toen onderhandelingen met de stakers mislukten, bood premier Alibux op 8.1.1984 het ontslag van zijn kabinet aan.

Udenhout formeerde een nieuwe regering, waarin hijzelf premier en minister van Buitenlandse Zaken werd. In het kabinet kregen ook vertegenwoordigers van vakbonden en werkgevers een plaats.

Een adviesgroep werd ingesteld om voorstellen voor nieuwe democratische structuren uit te werken.

In juni waren er op internationale forums verscheidene contacten tussen Surinaamse en Ned. ministers. Er werd gesproken over voorwaarden waaronder de betrekkingen met Nederland en de ontwikkelingshulp hervat konden worden. Van Ned. zijde werden concrete stappen naar rechtszekerheid en democratisering geëist. In dec. publiceerde de adviesgroep een rapport waarin de vorming van een assemblée met het recht van initiatiefamendement en begroting. De assemblée zou binnen 27 maanden een nieuwe grondwet moeten opstellen en volgens een bepaalde verdeelsleutel worden samengesteld uit militairen, vakbondsvertegenwoordigers en werkgevers. De regering nam het voorstel over, maar nieuwe verkiezingen werden niet in het vooruitzicht gesteld.

LITT. F.E.R.Derveld, Politieke mobilisatie en integratie van de Javanen in Suriname: Tamanredjo en de Surinaamse nationale politiek (1982); R.Spruit, Surinamers (1982); S.Hira, Balans van een coup: drie jaar ‘Surinaamse revolutie’ (1983).

< >