o. (-n), verbinding van stikstof met zuurstof.
(e) De stikstofoxiden komen in de natuur in gasvormige toestand of eventueel opgelost in water voor. Stikstofoxiden die in concentraties van enige betekenis voorkomen, zijn lachgas (N20), stikstofmonoxide (NO) en stikstofdioxide (NO2). Het distikstofpentoxide (N205) vormt met water zeer snel salpeterzuur. Dit oxide komt daarom nauwelijks of niet in het milieu vrij voor. Hetzelfde geldt voor het zeer reactieve nitraatmolecuul (N03), dat als eerste reactieprodukt bij de oxidatie van N02 opgevat kan worden. Vooral ’s nachts is dit molecule in de lucht aan te tonen.
De concentraties zijn dan toch erg laag (enkele microgrammen per kubieke meter). Het lachgas, geproduceerd door micro-organismen in een hoeveelheid van ca. 600 mln. t per jaar, wordt in de troposfeer maar vooral in de stratosfeer geoxideerd tot NO en N02. In de concentraties waarin het voorkomt (ca. 1 mg/m3) heeft het gas geen toxische werking.
De met het oog op de volksgezondheid verreweg belangrijkste stikstofoxiden zijn NO en N02, die gevormd worden bij verbrandingsprocessen met lucht en bij natuurlijke processen. Belangrijke bronnen zijn het verkeer, de elektriciteitscentrales, de huisverwarming, de procesindustrie en de natuur. De globale jaarlijkse emissie door de natuur wordt geschat op 430 mln. t NO en 700 mln. t N02. Door de menselijke activiteiten komt per jaar 50 mln. t NO en N02 in de atmosfeer terecht. N02 is ongeveer viermaal zo giftig als NO. Door de slechte oplosbaarheid in water werkt N02 vooral in op de diepere luchtwegen.
Het veroorzaakt een verhoogde gevoeligheid voor bacteriële infecties en kan vermoedelijk leiden tot emfyseem. Indien de longen van tevoren zijn blootgesteld aan roetdeeltjes, is het effect van N02 nog groter.
Stikstofdioxide is belangrijk als starter voor fotochemische luchtverontreiniging, waarbij ozon en andere hinderlijke en soms oxiderende verbindingen ontstaan. De stikstofoxiden verdwijnen in de vorm van salpeterzuur (via de zure regen) of als zouten daarvan (nitraten) uit de atmosfeer. De verblijftijd van NO en N02 wordt geschat op ca. drie dagen, maar onder bepaalde omstandigheden (b.v. bij fotochemische luchtverontreiniging) kan deze tijd aanmerkelijk korter zijn (enkele uren). De concentraties van NO en NO2 en de verhouding, waarin deze oxiden in de buitenlucht voorkomen, zijn zeer sterk aan schommelingen onderhevig afhankelijk van tijd en plaats. De achtergrondconcentraties zijn resp. ca. 2,5 pg/m3 en 1-7 pg/m3, terwijl in vervuilde gebieden de concentraties kunnen oplopen tot 100-800 pg/m3. In de periode 1972—79 is in Amsterdam een gemiddelde N02-concentratie gemeten van 70 pg/m3.