Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Organization of petroleum exporting countries (opec)

betekenis & definitie

Organisatie van olieproducerende en -exporterende landen, gericht op de coördinatie van de oliepolitiek van de lidstaten. Belangrijke olieproducenten als de USSR en de landen die olie winnen in de Noordzee, zijn overigens geen lid van de OPEC.

Vlak voor de 56e OPEC-conferentie, die in juni 1980 te Algiers doorging, vonden weer prijsverhogingen plaats, o.a. door Saoedi-Arabië. Een compromisvoorstel werd aangenomen voor een richtprijs van $ 32 met een toeslagmogelijkheid van maximaal $ 5. Saoedi-Arabië verklaarde zich daarmee niet akkoord en bleef op zijn nieuwe prijspeil van $ 28, terwijl praktisch alle andere leden $ 37 vroegen. Zij zetten bij de volgende bijeenkomst, in sept., Saoedi-Arabië onder sterke druk zijn prijs te verhogen en zijn extra-produktie te stoppen. Saoedi-Arabië trok daarop als gebaar zijn prijs op naar $ 30 maar wilde verder alleen praten als zijn plan zou zijn aanvaard. Dit lukte weer niet op de topconferentie in Bagdad, die overschaduwd werd door de oorlog tussen Iran en Irak, beide OPEC-Ieden.

In de eerste maanden van 1981 verhoogden de meeste OPEC-landen hun prijzen met 10 %. Door het overschot op de wereldmarkt en de grote buffervoorraden die de westerse landen hadden aangelegd, waren de afnemers niet meer bereid méér te betalen dan de officiële oPEC-prijs. Op de conferentie van mei 1981 te Genève kwam het Saoedische plan weer ter sprake. Venezuela stelde zich er nadrukkelijk achter. Na afloop van die conferentie besloten de lidstaten de olieprijs tot eind 1981 te bevriezen en hun olieproduktie geleidelijk te verminderen. Alleen Saoedi-Arabië stelde zijn beslissing uit.

Enkele dagen later verlaagde Mexico zijn olieprijs met $ 4. Ecuador volgde als eerste OPEC-land met een vermindering van $ 3.

In aug. 1981 werd op aandringen van de dure olieproducerende landen opnieuw vergaderd om de dalende export door een verhoogde prijs te compenseren. Een akkoord bleef uit, hoewel Saoedi-Arabië zich bereid verklaarde zijn produktie met 10 % te verminderen. Op een derde bijeenkomst te Genève werd een akkoord bereikt over een basisprijs van $ 34 voor 1982. Deze prijs werd officieel gedurende het hele jaar gehandhaafd, maar hij stond onder grote druk en werd voortdurend ontdoken. Ook konden er geen afspraken worden gemaakt om de produktie te verlagen teneinde een evenwicht te verkrijgen op de markten. Belangrijk was bovendien het feit dat de OPEC-landen met geldgebrek kampten en zij dientengevolge moeilijkheden kregen om hun eigen omvangrijke investeringsprojecten te financieren.

Al deze problemen dreigden in 1983 de OPEC te doen uiteenspatten. Op de conferenties van eind 1982 in Wenen en begin 1983 in Genève werd geen akkoord bereikt over de verlaging van de produktie. Bovendien doorbrak Nigeria in febr. 1983 de prijsafspraken toen het de USSR, Groot-Brittannië en Noorwegen in hun prijsdalingen volgde. De laatste twee landen en Mexico werden toen bij wijze van uitzondering bij het 0PEC-beraad betrokken. Na een marathonvergadering in Londen in mrt. 1983 werd een akkoord bereikt waarbij de referentieprijs voor ruwe olie van $ 34 op $ 29 werd gebracht en een verlaagd produktiequotum van 17,5 mln. vaten per dag onder de 13 OPEC-Ianden werd verdeeld. Ondanks het feit dat een land als Nigeria de produktiebepalingen bleef omzeilen, werden deze afspraken in juli 1983 nog eens bevestigd.

De ontwikkelingslanden waren eveneens zwaar getroffen door de olieprijsstijgingen in de tweede helft van de jaren zeventig. Om hen te helpen was in 1976 een Speciaal Fonds opgericht met een OPEC-kapitaal van $ 1,7 mrd., dat in 1979 werd opgetrokken tot $ 4 mrd. De verplichtingen tot hulpverlening die de OPEC-Ianden in 1979 aangingen, bedroegen nog niet de helft van de $ 8,2 mrd. van 1978. Bovendien was daarvan in 1978 65 % naar zeven landen gegaan: vijf Arabische landen, India en Pakistan. Dit leidde tot grote bitterheid bij de Afrikaanse landen, die in de opbouw van hun economie buiten proportie werden getroffen. Venezuela ging eenzijdig over tot maatregelen en verstrekt sedert 1980 aan negen Caribische en Middenamerikaanse staten in totaal 160000 vaten per dag onder zeer gunstige voorwaarden. Niettegenstaande de dalende olieprijs en -produktie besloten de OPEC-Ianden in febr. 1983 in Wenen hun bijdragen aan het Speciaal Fonds tot eind 1984 op hetzelfde niveau te handhaven.

< >