Uit 1975 daterende en voor een deel in werking zijnde Ned. wet die beoogt regels te geven inzake het voorkomen of beperken van geluidshinder. Onder de wet vallen niet het vliegtuiglawaai en het lawaai van de arbeidsplaats, ten aanzien waarvan de Luchtvaartwet resp. de Arbeidsomstandighedenwet van toepassing zijn.
De Wet Geluidhinder biedt mogelijkheden voor de bestrijding van geluidshinder door maatregelen aan de bron, maatregelen ter beperking van de overdracht van geluid naar de ontvanger (zonering) en maatregelen ter afscherming van de ontvanger (geluidsisolatie). Hierbij maakt de wet onderscheid tussen:
1. toestellen (zoals gemotoriseerde machines, apparaten en voertuigen), ten aanzien waarvan bij AMvB geluidsemissie-eisen (typekeuringen) kunnen worden gesteld;
2. recreatieinrichtingen (drank- en horecabedrijven, stadions, kermissen e.d.), ten aanzien waarvan niet de Hinderwet maar de gemeentelijke geluidshinderverordening van toepassing is;
3. categorie A-inrichtingen, die in belangrijke mate geluidshinder kunnen veroorzaken en als zodanig bij AMvB worden aangewezen. Voor het oprichten, wijzigen, uitbreiden enz. van deze inrichtingen is vergunning van Gedeputeerde Staten nodig. De wet geeft de mogelijkheid van zonering langs wegen, spoor-, tram- en metrowegen, rond industrieterreinen en andere terreinen, b.v. schietterreinen.
In de wet wordt als voorkeurswaarde een ten hoogste toelaatbare geluidsbelasting (immissiewaarde) van 50 dB(A) gesteld. Ten aanzien van geluidsisolatie tegen externe geluidsbronnen (b.v. industrie en verkeer), tussen gebouwen onderling en tussen verschillende ruimten in een tot bewoning bestemd gebouw geldt sinds 15.2.1983 het Besluit Geluidwering Gebouwen. De in dit besluit vervatte waarden waaraan die isolatie moet voldoen. dient de gemeenteraad als normen in de bouwverordening vast te leggen.
De provincies moeten in daarvoor in aanmerking komende gebieden (b.v. natuurgebieden, nationale parken) de instelling en handhaving van stiltegebieden bevorderen.
Er worden van rijkswege heffingen ingesteld ter bestrijding van de kosten van de uitvoering van de wet. De heffingen worden opgelegd aan o.a. houders van vergunningen ingevolge de Wet Geluidhinder en de Hinderwet en aan producenten en gebruikers van auto’s, brpmfietsen en andere motorvoertuigen. Provinciale geluidshinderdiensten houden toezicht op de naleving van de wet.