Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Duitse democratische republiek (oost-duitsland, ddr)

betekenis & definitie

(Deutsche Demokratische Republik), volksrepubliek tussen de Duitse Bondsrepubliek en Polen, 108178 km2, 16,74 mln. inw. Hoofdstad: (Oost-)Berlijn.

CULTUUR

BEELDENDE KUNST. In de jaren zeventig kregen de kunstenaars een grotere vrijheid om binnen het socialistisch-realisme te experimenteren. Dit leidde tot interessante resultaten. Sommige kunstenaars gingen voor hun vormgeving elementen uit de westerse moderne kunst verwerken, anderen richtten zich op het werk van kunstenaars uit het verleden. Tot de bekendste kunstenaars behoren de schilders W.Mattheuer (*1927), W.Sitte (*1921), W.Tübke (*1929), W.Wolff (*1905) en B.Heisig (*1925) en de beeldhouwer F.Cremer(*1906). De schilder A.R.Penck (*1939), die niet binnen het kader van het socialistisch-realisme werkt, maar aansluit bij het neo-expressionisme in de Bondsrepubliek, is vooral buiten de DDR bekend.

LITT. J.Adamiak en R.Pilep, Kunstland DDR (1979).

LITTERATUUR. De voorzichtige liberalisering van de cultuurpolitiek in 1971 hield geen stand- In de jaren daarna verlieten vele auteurs het land, o.a. U.Johnson, R.Kunze, S.Kirsch, J.Becker, H.J.Schädlich, J.Fuchs en T.Brasch. Anderen werden verbannen, zoals H.Bienek en W.Biermann. De verbanning van Biermann in 1976 leidde tot een openlijk protest van twaalf schrijvers. Toen zich zoiets in 1979 herhaalde, omdat S.Heym moeilijkheden in de weg werden gelegd naar aanleiding van zijn roman Collin, sloot de schrijversbond een aantal auteurs uit, onder wie Heym zelf, K.-H.Jakobs, K.Bartsch en K.Schlesinger.

Op het gebied van de lyriek publiceerden o.a. K.Mickel de bundel Eisenzeit (1976), G.Kunert de bundel Unterwegs nach Utopia (1977), W.Werner Der Baum wächst durchs Gebirge (1982), E.Erb Trost (1983).

Wat het verhalende proza betreft, behoort H.Kant tot de meest gevierde auteurs van de DDR (Der Aufenthalt, 1977). C.Wolf behoort eveneens tot de grotere auteurs (Kassandra,

1982), al zijn haar thema’s vrij moeilijk. In 1980 publiceerde Kunert Verspätete Monologe, in 1981 verschenen de essays van A.Seghers onder de titel Zu den Unterlagen. Van de jongere generatie dienen vermelding I.Morgner en H.Schütz, die wel met de Westduitse feministische schrijfsters vergeleken worden. Schütz behandelt o.m. het leven in het Westen, gezien door een Oostduitse bril.

Het theaterleven kent een grote bloei. Het repertoire bestaat uit ‘klassieken' (vaak B.Brecht), maar soms ook uit controversiële stukken, zoals het lang betwiste Die neuen Leiden des jungen W. (1972) van U.Plenzdorf.

FILM. Nog steeds dringen zeer weinig Oostduitse films in het westen door. Gedeeltelijk is dit te wijten aan de soms nadrukkelijke politieke strekking van de films. Toch kwam hier enkele jaren geleden verandering in. Dit bleek b.v, uit het innemende Solo Sunny (1980)'van de in 1982 overleden Konrad Wolf. In Escapade behandelde Evelyn Schmidt een driehoeksverhouding.

Ook gewone ontspanningsfilms traden steeds vaker op de voorgrond, zoals Sabine Wolff (1979) van Erwin Stranka, over de opstandigheid van een meisje in een weeshuis. Sommige cineasten hielden zich voorzichtig aan litteraire onderwerpen, zoals Egon Günther, die na Lotte in Weimar (1975), een Goethe-film naar Thomas Mann, een nieuwe bewerking bracht van Die Leiden des jungen Werthers. Vele films bleven echter nog steeds gewijd aan de strijd tegen het nationaal-socialisme, zoals Die Verlobte (1980) van Günther Rusch en Günther Rücker. Ook Romanze mit Amelie (1980) van Ulrich Thein speelde zich af op het einde van de Tweede Wereldoorlog, al betrof het hier hoofdzakelijk een liefdesgeschiedenis. Der Aufenhalt (1982) van Frank Beyer handelde over een Duitser die in Polen ten onrechte als oorlogsmisdadiger wordt beschouwd.

LITT. L.Arnold (red.), Kritisches Lexikon zur deutschsprachigen Gegenwartsliteratur (1978).

POLITIEK

De dramatische gebeurtenissen tijdens de zomer van 1980 in het buurland Polen wekten in de DDR grote bezorgdheid. In okt. waarschuwde partijleider en president Honecker er tijdens een toespraak in Gera voor dat de DDR en haar vrienden erover zouden waken dat aan het socialistische karakter van Polen niet werd geraakt. Men vreesde in Oost-Berlijn zowel de politieke als de economische gevolgen van de Poolse crisis. Polen kon immers tal van economische verplichtingen tegenover zijn Comecon-partners niet meer nakomen, b.v. op het gebied van de levering van steenkool, wat de economische plannen van landen als de DDR dreigde te dwarsbomen, te meer omdat de Sovjetunie de olieleveringen aan de partners beperkte. De DDR ging daardoor nog meer het accent leggen op haar uitgebreide programma voor een geringer energieverbruik. Maar vooral werd de nadruk gelegd op de noodzaak van een grotere arbeidsdiscipline om de produktiviteit aanzienlijk te kunnen verhogen.

Zo legde premier Willi Stoph op het partijcongres van april 1981 de nadruk op de dringende noodzaak van drastische verhoging van de arbeidsproduktiviteit teneinde het vijfjarenplan 1981-85, dat voorzag in een stijging van het nationaal inkomen met 28-30 %, te kunnen verwezenlijken. Dat congres stond hoofdzakelijk in het teken van dat plan; voor de rest bevestigde het slechts de stabiliteit van de leiding. Op dat congres had Stoph ook met voldoening vastgesteld dat de economie van de DDR de ‘gezondste van de Comecon’ was.

De DDR bleef in het begin van de jaren tachtig ambitieuze plannen opstellen, maar ondanks een aanhoudende groei werden de streefcijfers niet gehaald. Dat was deels een gevolg van de ongunstige internationale conjunctuur, waardoor de DDR minder dan verwacht kon uitvoeren. Dat maakte echter de afbetaling van de buitenlandse schuld, die op $ 11 mrd. werd geraamd, moeilijker, wat tevens een hypotheek legde op de verdere groei. Wel wist Honecker in dec. 1981 tijdens een ontmoeting met de Westduitse bondskanselier Schmidt een verlenging te krijgen van het zgn. swingkrediet, waardoor de DDR jaarlijks voor maximaal DM 850 mln. kredieten krijgt voor het financieren van het tekort in de handel met de Bondsrepubliek. Maar dat was zo ongeveer het enige resultaat van de ontmoeting, al leidde die ook wel tot een zekere ontspanning.

De in okt. 1980 afgekondigde maatregel waarbij bezoekende Westduitsers een groter bedrag moeten inwisselen en de eis van Oost-Berlijn tot uitwisseling van ambassadeurs hadden de betrekkingen enigermate bekoeld. Ook het feit dat het oostelijke stadsdeel van Berlijn bij de parlementsverkiezingen van juni 1981 rechtstreeks afgevaardigden had gekozen voor de Volkskammer, had heel wat kwaad bloed gezet in het Westen, dat dit als een inbreuk op het Viermogendhedenakkoord over Berlijn zag. De Duits-Duitse betrekkingen kwamen opnieuw onder druk, toen in april 1983 een Westduitse bezoeker, die een transitverbod had overtreden, tijdens zijn verhoor door Oostduitse functionarissen overleed. M.n. CSU-leider Strauss beschuldigde de Oostduitsers van moord, maar korte tijd later bleek die beschuldiging uit de lucht gegrepen. Het voorgenomen bezoek van president Honecker aan de Bondsrepubliek was inmiddels echter al afgezegd.

Medio 1983 verbaasde Strauss vriend en vijand opnieuw door een bemiddelende rol te spelen bij het verlenen van een Westduitse kredietgarantie aan de DDR. Het contract werd op 1 juli getekend. Enkele weken later bracht hij een opvallend 'privé-bezoek aan de DDR; hij werd daar o.a. ontvangen door Honecker die hem waarschuwde voor negatieve gevolgen als de BRD zou overgaan tot de plaatsing van kruisraketten.

Eind juli 1984 waren er duidelijke tekenen die wezen in de richting van een ontspanning in de betrekkingen tussen de beide Duitse staten. De Westduitse regering stemde net als in 1983 toe in een lening van DM 950 mln. die een consortium van Westduitse banken aan de DDR wilde geven. Daarop verklaarde de DDR zich bereid het reizigersverkeer tussen de beide landen te versoepelen. Direct na het bekend worden van deze overeenstemming begon het gezaghebbende Russische blad Pravda een hevige campagne, die in de eerste plaats was gericht tegen de BRD, maar ook op de regering van de DDR. De Oostduitsers verdedigden zich echter en kregen daarbij steun van landen als Hongarije, Roemenië en Bulgarije. Onder zware Russische druk moest Honecker echter opnieuw zijn voorgenomen bezoek aan de Bondsrepubliek afzeggen (sept.1984).

De betrekkingen tussen staat en kerk verslechterden in de loop van 1981 en de jaren daarna, vooral door het ontstaan van een onofficiële vredesbeweging. Het was hoofdzakelijk in protestantse kringen dat het idee werd verdedigd van een ‘sociale vredesdienst’ als een mogelijk individueel alternatief voor de legerdienst. In kerkelijke kringen rees ook het meeste verzet tegen de militaire opleiding op school en groeide een beweging rond de leuze ‘Schwerter zu Pflugscharen’ (zwaarden tot ploegscharen omvormen). Die beweging organiseerde met succes enkele manifestaties, zoals een Forum van de Vrede in Dresden begin 1982. De vredesbeweging verloor een groot voorvechter met de dood van de marxistische dissidente geleerde Robert Havemann in april 1982. Onder de bezielende leiding van o.m. dominee Eppelmann, die pleitte voor de verwijdering van alle kernwapens en buitenlandse troepen uit de twee Duitse staten en voor een demilitarisering van het maatschappelijk leven, bleef de vredesbeweging een voor de autoriteiten belangrijke storende factor.

LITT. W.Biermann, Demokratisierung in der DDR? (1979); H.Heitzer, German Democratie Republic: a historical outline (1981).

< >