(Pyee-Daung-Su Mayanma-Nainggan-Daw), republiek in Zuidoost-Azië,
678 034 km2, ca. 34 mln. inw. Hoofdstad: Rangoon.
ECONOMIE
De beroepsbevolking telt ca. 14 084 000 personen, van wie 51 % werkzaam is in de landbouw. Het belangrijkste agrarische produkt is rijst (13,3 mln. t), waarvan in 1980 663 400 t geëxporteerd werd; daarop volgt suikerriet met een opbrengst van 1,5 mln. t. Van de 10 mln. ha akkerland wordt de helft voor rijstverbouw gebruikt. Tussen 1975-80 is de rijstproduktie sterk gestegen, waardoor Birma thans als rijstproducerend land op de zesde plaats in de wereld komt. Voor een deel was dit het gevolg van het gebruik van betere rijstvariëteiten en de aanleg van nieuwe irrigatiewerken. De mijnbouw produceert lood, zink en koper.
Daarnaast is Birma zelfvoorzienend wat aardolie en aardgas betreft. Op 1.4.1982 werd een nieuw vierjarenplan van kracht.
Vanaf 1979 begon de regering zeer voorzichtig haar traditionele economische afzijdigheidspolitiek te herzien. Na gunstige rapporten van de Wereldbank en het IMF over de Birmaanse economie werden contacten gezocht door enkele westerse landen, vooral door de BRD en Japan. Ook de wat liberalere koers van de regering ten opzichte van het buitenlandse bedrijfsleven veroorzaakte een grotere belangstelling van die kant voor Birma.
Diverse opstandige bewegingen bleven actief. Dat gold m.n. voor de Communistische Partij van Birma (BCP) en de afscheidingsbewegingen van de Karen en de Shan. De regering probeerde het verzet op verschillende manieren te breken of in te dammen. Zij deed dit door b.v. militaire middelen in te zetten. In nov. 1979 werd een grootscheeps offensief gelanceerd tegen de BCP-basis in Oost-Birma. Beide zijden leden zware verliezen, maar het regeringsleger moest zich onverrichterzake terugtrekken; een jaar later ging de BCP zelf tot de aanval over.
Verder toonde de regering zich verzoeningsgezind tegenover vm. tegenstanders. President Ne Win maakte in mei 1980 bekend dat hij amnestie zou verlenen aan een groot aantal politieke tegenstanders die als balling in het buitenland verbleven. Op grond van deze maatregel keerde o.a. oud-premier Oe Noe terug. Tenslotte probeerde Birma zijn betrekkingen met China, van oudsher de uitvalsbasis van de BCP, te verbeteren. China staakte zijn militaire en financiële steun aan de BCP in 1980, maar drong aan op onderhandelingen tussen de communisten en de regering. Deze mislukten echter op de eisen van de BCP die als wettige partij erkend wilde worden.
China’s nieuwe koers dwong de BCP nu om andere financieringsbronnen te vinden. De partij vond die (net als de Shanrebellen vóór haar) in de opiumhandel, die traditioneel is geconcentreerd in het grensgebied van Birma, Thailand en Laos. In deze zgn. Gouden Driehoek vond de BCP bovendien aansluiting bij de communistische opstandelingen in Thailand. Deze ontwikkelingen leidden tot een nauwere samenwerking tussen de Thaise en Birmaanse regeringen.
De al genoemde amnestiemaatregel bleek de opmaat tot het vrijwillige aftreden van Ne Win als president (nov. 1981). Ne Win had Birma bijna 20 jaar geleid. De nieuwe president was generaal San Yu, die voorheen o.a. diverse malen minister was geweest en twee jaar lang chef van de generale staf. Ne Win bleef echter voorzitter van de regerende Birmaanse Socialistische Programpartij en behield als zodanig veel macht. Dat bleek o.a. in 1983, toen hij in de partij een zuivering doorvoerde die ten minste 30 hoge functionarissen hun baan kostte.
In okt. 1983 kwamen bij een bomaanslag in Rangoon 17 Zuidkoreanen, onder wie vier ministers die op staatsbezoek waren, om. Birma beschuldigde Noord-Korea van de aanslag en verbrak kort daarop de diplomatieke betrekkingen met dat land.
LITT. J.Silverstein, Burma: military rule and the politics of stagnation (1978).