Oosthoek Encyclopedie

Oosthoek (1985)

Gepubliceerd op 09-03-2021

Algerije

betekenis & definitie

(El Djemhouria El Djazaïria Demokratia Echaabia), republiek in het noorden van Afrika, 2293190 km2, 19,6 mln. inw. Hoofdstad: Algiers.

ECONOMIE

De beroepsbevolking telt 4,1 mln. personen, d.i. minder dan een kwart van de totale bevolking. Dit buitengewoon lage percentage zou het land in grote moeilijkheden kunnen brengen, vooral gezien het feit dat meer dan 2 mln. mensen in de agrarische sector werken, ware het niet dat Algerije een belangrijk aardolie- en aardgasproducent is. Het land produceert 1,5 % van alle aardolie en 1,5 % van alle aardgas ter wereld. Door de stijging van de aardolieprijzen stegen de inkomsten uit de export van deze twee energiedragers met 250 % tot $ 11,7 mrd. Verder exporteert het land nog ijzererts en fosfaat.

Grote aandacht wordt besteed aan de binnenlandse agrarische ontwikkeling. Zo steeg de produktie van dadels met 40 % tot 180 000 t. Voorts zijn citrusvruchten, vooral sinaasappel en mandarijn, belangrijk. Vanaf 1970 daalde daarentegen de wijnproduktie met 70 % tot 260 000 t.

Op 10.10.1980 zorgde een aardbeving in de streek rond El Asnam voor grote schade. De aardbeving, met een kracht van 7,3 op de schaal van Richter, verwoestte een uitgebreid gebied; er waren 3000 doden en ongeveer 10000 gewonden .te betreuren.

LITT. Y.Dadci (red.), Première histoire du cinéma algérien (1980); T.Benhouria, L’économie algérienne (1980).

CULTUUR

FILM. Algerije is op filmgebied het meest produktieve land in Noord-Afrika. Reeds vóór de onafhankelijkheid (juli 1982) hadden regisseurs als Djamel Sjanderli en Mohammed Lachdar-Hamina een goede reputatie verworven in de Arabische wereld. In 1963 werd het Office National pour le Commerce et l’Industrie Cinématographique (ONCICC) opgericht, dat een viertal eigen produkties per jaar voortbracht, maar ook coprodukties zoals Les remparts d’argile (1968) van Jean-Louis Bertuccelli. De films van Mohammed Lachdar-Hamina Le cent des Aurès (1965) en Chronique des années de braise (1975) werden internationaal bekend; laatstgenoemde veroverde in Cannes zelfs de Gouden Palm. Sindsdien traden ook de jonge filmers van de zgn. cinéma djidjid op de voorgrond, o.a.

Mohammed Bouamari met L’héritage (1975) en Merzak Allouache met het humoristische Omar Gatlato (1977). In 1980 draaide Abdellatif Ben Ammar de Tunesisch-Algerijnse coproduktie Aziza, over de positie van de vrouw in de wereld van de islam.

POLITIEK

Premier Abdelghani behield zijn positie, hoewel zijn naam in verband was gebracht met een corruptieschandaal. President Sjadli’s grote concurrent, de meer liberale Abdelaziz Boeteflika, en de radicale Mohammed Salah Jahiawi, verdwenen wél. Eerstgenoemde werd op 22 dec. ook uit het Centraal Comité van het FLN gestoten, samen met een aantal andere medewerkers van wijlen Boumedienne. Hij werd bovendien in mrt. 1983 veroordeeld tot terugbetaling van enkele honderdduizenden Zwitserse francs die bij een bank in Genève gedeponeerd zouden zijn. Het lidmaatschap van de partij was intussen meer toegankelijk gemaakt en er werden maatregelen genomen om aanhangers van illegale politieke formaties, zoals van de communistische Parti de l’Avant-garde Socialiste, uit officiële functies te bannen. Op 5.3.1982 brachten 72,65 % van de kiezers hun stem uit op FLN-kandidaten voor de zetels in de nationale Volksvergadering, het parlement.

Dit garandeerde echter geen volstrekte rust op het politieke front. Spanningen manifesteerden zich vooral op drie terreinen.

Allereerst bleven vooral fundamentalistisch-islamitische studenten ageren voor de versnelde arabisering van het openbare leven. In dit kader besloot de regering o.a. begin 1981 de spelling van plaatsnamen te herzien. Dat kon echter niet verhinderen dat in nov. 1982, op aanstichten van fundamentalistische studenten, hevige rellen uitbraken op het terrein van de universiteit van Algiers. Daarbij viel één dode.

Ook bleef de onrust onder de Berberbevolking aanhouden. Die voert al jaren actie voor de officiële erkenning van haar niet-Arabische taal en cultuur. Onlusten braken niet alleen uit in de Berberprovincie Kabylië, maar herhaaldelijk ook op het terrein van de universiteit te Algiers. Enerzijds besloot de regering tot de opschorting van de colleges in de Berbertaal, anderzijds werd er begin 1981 in de eenheidspartij een discussie op gang gebracht over een zgn. cultureel charter, dat de arabiseringstendens in overeenstemming zou moeten brengen met een grotere culturele autonomie voor de Berbers.

Tot heftige discussies leidde ook het voornemen van de regering om het statuut van de vrouw in het Burgerlijk Wetboek aan de islamitische traditie aan te passen. Net zoals in 1964, 1972 en 1980 kwam het tot fel verzet van de Union Nationale des Femmes Algériennes (UNFA). In sept. 1981 werd het probleem doorverwezen naar een speciale parlementaire commissie. Na een negatief advies werd de hervorming bij beslissing van de ministerraad van 24.1.1982 opgegeven. ‘Conform de islam’ werd de doodstraf in de wetgeving gehandhaafd.

Een nieuw sociaal-economisch vijfjarenplan werd in juni 1980 door de partij goedgekeurd. Het legde de nadruk op een voorzichtige liberalisering van de economie en op de voedselproduktie, de gezondheidszorg, de huisvesting en het onderwijs. Algerije probeerde zijn reserves aan aardolie trager aan te spreken en de dalende inkomsten te compenseren door een koppeling van de prijs van vloeibaar aardgas (LNG) aan die van aardolie.

Het staatsbedrijf Sonatrach kon belangrijke contracten tot stand brengen met Britse, Belg. en Franse firma’s. Dit laatste hangt nauw samen met de opmerkelijke verbetering in de bilaterale betrekkingen met het Frankrijk van Mitterrand. De Franse president bezocht Algiers begin dec. 1981 en Sjadli ging eind 1982 naar Parijs. Er zijn economische projecten die gezamenlijk kunnen worden uitgevoerd in studie. Tevens werd er een akkoord bereikt over de overdracht van koloniale archieven.

De dynamische Algerijnse diplomatie speelde een sleutelrol bij de bevrijding van de Amerikaanse gijzelaars in Teheran (begin 1980), maar de vasthoudendheid waarmee de VS het vijandige regime van koning Hassan II van Marokko steunt, verhindert elke verdere dooi in de Algerijns-Amerikaanse relaties. Algerije bleef het Polisarioverzet steunen. Eind febr. 1983 ontmoetten president Sjadli en koning Hassan elkaar op de grens tussen Algerije en Marokko. Of dit het probleem van de Westelijke Sahara zal oplossen, leek op dat moment twijfelachtig. De ontmoeting werd van Algerijnse zijde echter vooral gezien als een bijdrage tot meer samenwerking in de Maghreb. In dat kader pasten ook gesprekken met Libië over een politieke unie (mrt. 1983), grensakkoorden met Niger (jan. 1983), Tunesië (mrt. 1983) en Mali (mei 1983), en een verdrag van broederschap en eendracht met Tunesië (eveneens mrt. 1983), waarbij ook andere Maghrebstaten zich zouden kunnen aansluiten. In mei 1983 gaven Mauretanië en Malta die wens inderdaad te kennen.

Van 19—22.12.1983 vond in Algiers het vijfde congres van het FLN plaats. President Sjadli werd herkozen als secretaris-generaal van de partij en werd daarmee de enige kandidaat voor de presidentsverkiezingen van 12.1.1984. Er werd op 22.12.1983 een nieuw centraal comité van 164 leden gekozen; voorheen bestond het centrale comité uit 200 leden.

Sjadli werd bij de presidentsverkiezingen herkozen voor een tweede ambtstermijn van vijf jaar met 95 % van de uitgebrachte stemmen bij een opkomst van 96,27 %. Op 16 jan. koos het centrale comité van het FLN een nieuw politiek bureau van acht leden (voorheen negen).

LITT. T.Hodges, Western Sahara (1984).

< >