Zilverbons - Bij het uitbreken van den Wereldoorlog ontstond hier te lande een ontzaglijke vraag naar betaalmiddel, doordat velen uit vrees voor de naaste toekomst geld, in het bijzonder metaalgeld, vasthielden en oppotten.
Bij de wet van 6 ,Aug. 1914, Stb. 377, werd de regeering toen gemachtigd onder de benaming van zilverbons tijdelijk muntpapier met de hoedanigheid van wettig betaalmiddel uit te geven in coupures van ƒ 1, ƒ2.60 en ƒ 5 tot een gezamenlijk bedrag van ten hoogste ƒ 25.000.000. Dit maximum werd nadien meermalen verhoogd. Bij de wet van 7 Dec. 1918, Stb. 782, werd het op ƒ 100.000.000 gebracht. — Omtrent eenige dekking der z. werd niets voorgeschreven. Vorm en hoeveelheid der verschillende coupures werden ter regeling aan de regeering overgelaten. Zie voor den vorm K. B. van 31 Mrt. 1915, Stb. 174, laatstel. gew. 17 Mei 1922, Stb. 296, en 22 Apr. 1916, Stb. 168, laatstel. gew. 19 Febr. 1920, Stb. 82. Krachtens K. B. van 20 Mrt. 1915, Stb. 158, werden de bons van ƒ 5 op 25 Mrt. 1915 ingetrokken.