Zelfinductie - verschijnsel, dat optreedt in een electrischen stroomkring met veranderlijke stroomsterkte en bestaat in het ontstaan van een electromotorische kracht, die evenredig is met de verandering per tijdseenheid van de stroomsterkte en met den coëfficiënt van zelfinductie. De electromotorische kracht, die ontstaat, geeft in een geleidenden keten aanleiding tot een electrischen stroom (extrastroom, inductiestroom, secundaire stroom), die zich over den oorspronkelijken superponeert. Op deze wijze komt o. a, de electrische vonk bij het openen van een electrischen stroom tot stand, de electromotorische kracht van inductie kan in dat geval zeer groot worden.
Bij een wisselstroom is het phaseverschil tusschen spanning en stroom mede een gevolg van de z. ; dit phaseverschil is des te grooter, naarmate de coëfficiënt van zelfinductie van den stroomkring grooter is. Het verschijnsel van z. treedt ook op, wanneer van een keten, zonder verandering der stroomsterkte, de gedaante wordt gewijzigd, waardoor de coëfficiënt van z. verandert. Meer algemeen wordt n.l. de electromotorische kracht van inductie bepaald door de verandering per tijdseenheid van het product van stroomsterkte met coëfficiënt van z. Overigens behoort de z. tot de algemeene groep van inductieverschijnselen (zie INDUCTIE, WEDERKEERIGE INDUCTIE), die beheerscht worden door de inductiewet van Faraday, resp. de tweede hoofdformule van Maxwell.