Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zelfbesturende landschappen in ned. indië

betekenis & definitie

Zelfbesturende landschappen in ned. indië - zijn die streken, waar volgens art. 27 lid 2 van het Regeeringsreglement van N. I. „het regt van zelfbestuur aan de inlandsche vorsten en volken is gelaten”. Het grondgebied van Ned. Indië is derhalve te verdeelen in rechtstreeks bestuurd gebied en gebied onder Inl. zelfbestuur. Terwijl vroeger met de Inl. vorsten in het algemeen contracten gesloten werden, waarbij van beide kanten rechten en verplichtingen op zich genomen werden, is sedert het begin van deze eeuw het meest gebruikelijk de eenzijdig door den Inl. zelfbestuurder afgelegde „Korte Verklaring” (zie ATJEH-VERKLARING).

Eerst in 1914 werd de z.g. „zelfbestuursordonnantie” afgekondigd (Ind. Stbl. 1914 no. 24, vgl. Bijblad 9385), waarbij ook het Gouv. zich aan bepaalde regels ten aanzien der zelfbesturen bond. Deze ordonnantie is nooit in werking getreden, maar werd vervangen door de 1 April 1920 in werking getreden „zelfbestuursregelen” (Ind. Stbl. 1919 no. 822). Het streven van het Gouv. is, de Inl. zelfbestuurders steeds meer voor hun taak als bestuurder op te voeden, ook door leiding vanwege de bestuursambtenaren. De verhouding der zelfbestuurders tot het Gouv. is steeds die van vazal, ook bij de z.g. „lange” contracten. Voor de zelfbesturen op Java, zie VORSTENLANDEN ; voor de financiën der zelfbest. landschappen : LANDSCHAPSKASSEN. Behalve in de gewesten : Sumatra’s W.-kust, Tapanoeli, Djambi, Benkoelen, Palembang, Lampongsche Districten, Banka, Billiton, Amboina en Bali en Lombok vindt men in alle gewesten der Buitenbezittingen nog zeifbesturende landschappen.

< >