Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zekerheidsstelling

betekenis & definitie

Zekerheidsstelling - Zekerheid voor de nakoming van verbintenissen kan bestaan uit borgtocht (persoonlijke zekerheid) of uit pand of hypotheek (zakelijke zekerheid). Zij kan berusten op overeenkomst of op een wettelijk voorschrift. — Wie uit kracht der wet (voogden, curators, enz.) of eener overeenkomst verplicht is hypotheek te geven, kan daartoe desnoods bij vonnis worden genoodzaakt (art. 1217 B. W.). — Wanneer de schuldenaar de door hem ten behoeve van den schuldeischer gestelde zekerheid heeft doen verminderen, kan hij zich niet meer op een te zijnen behoeve aan zijn verbintenis verbonden tijdsbepaling beroepen (art. 1307 B.W.). — De wijze, waarop de daartoe verplichte rijksambtenaren ten behoeve van den staat zekerheid moesten stellen, werd geregeld bij de Borgtochtenwet van 14 Juli 1898, Stb. 180. Een wet van 30 Dec. 1909, Stb. 417, regelt de zekerheidsstelling van sommige gemeenteambtenaren geëischt.

Bij de wet van 7 Juni 1919, Stb. 317, is als regel de verplichting tot het stellen van zekerheid door rijksambtenaren ten behoeve van den staat opgeheven en in verband daarmede de eerstgenoemde wet ingetrokken. Zie voor de uitvoering dezer wet van 1919 K. B. van 18 Oct. 1919, Stb. 605.

< >