Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Zagwyn (henri)

betekenis & definitie

Zagwyn (henri) - toonkunstenaar, geboren 1878 te Nieuwer-Amstel, werd opgeleid tot onderwijzer, was als zoodanig werkzaam te Rotterdam, en studeerde daarnaast ijverig muziek (eerste onderricht van zijn broeder Jules Z., daarna van F. Blumentritt en later enkele lessen van W. Mengelberg). In 1904 voerde het Concertgebouw-orkest te Amsterdam een fantasie voor orkest van hem uit ; daarop volgden : 1912, Nederl. muziekfeest te Amsterdam, een werk voor kamermuziek ; 1913, het Concertgebouw-sextet, een suite voor blaasinstrumenten met piano; 1914, Toonkunst te Rotterdam, Der Zauberlehrling (Goethe) voor koor en orkest. Vanaf deze laatste uitvoering dateert de roem van Z. als componist. Hij werd aangesteld tot hoofdleeraar aan de Muziekschool van Toonkunst te Rotterdam, voor de theoretisch-practische muziekwetenschappen en de compositie-leer, en gaf zijn werkzaamheid bij het school-onderwijs op.

Sindsdien heeft Z. zich als componist steeds meer in de moderne richting ontwikkeld ; hij richtte, met vele geestverwanten, de „Vereeniging van Nederlandsche componisten in Holland” op. In de laatste jaren zeer vruchtbaar, heeft Z. een aantal composities het licht doen zien, terwijl hij een even groot aantal in portefeuille heeft. Met een aantal artikelen over muziek in verschillende tijdschriften, en een belangwekkende brochure : Hedendaagsche Stroomingen in de Muziek, heeft Z. zich doen kennen als wijsgeerig denker en kundig schrijver over zijn kunst.

< >