Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Woningnood

betekenis & definitie

Woningnood - Hoewel een algemeene regel niet is te geven, neemt men veelal aan, dat gemiddeld 3 % der woningen leeg moet staan ; is het percentage leeg staande woningen lager, zoo zou dat op een te kort aan woningen wijzen. Genoemd percentage schijnt echter wel wat hoog te zijn, mits alle leegstaande woningen aan redelijke eischen voldoen. — In verband met den w., tijdens den wereldoorlog, in tal van gemeenten ontstaan of bijzonder nijpend geworden, is niet alleen groote uitbreiding gegeven aan den financieelen steun door de overheid bij den bouw van woningen overeenkomstig de bepalingen der Woningwet te verleenen, maar werd bovendien bij de Woningnoodwet van 17 Juni 1918, Stb. 379, laatstel. gew. 13 Jan. 1922, Stb. 19, een tijdelijke voorziening in het leven geroepen, krachtens welke gemeenten tot den bouw van noodwoningen met krachtigen financieelen steun van het Rijk kunnen worden verplicht. Ook zonder dien dwang kan die steun worden verkregen. — Krachtens de wijzigingswet van 19 Febr. 1921, Stb. 72, kan bij K. B. op grond van w. worden bepaald, dat het hetzij in alle gemeenten, hetzij in met name te noemen gemeenten, verboden is, zonder toestemming van B. en W. een woning te onttrekken of onttrokken te houden aan de bestemming, die zij op 1 Jan. 1920 had, of zonder diezelfde toestemming een woning af te breken.

B. en W. kunnen aan de toestemming voorwaarden verbinden in het belang van de voorziening in den w. — Ter uitvoering der Woningnoodwet strekt een K. B. van 25 Juli Stb. 486, gewijzigd 20 Dec. 1919, Stb. 818. Zie ook HUURCOMMISSIEWET, HUUROPZEGGINGSWET, WONINGTELLING.

< >