Wolfram von eschenbach - beroemd Duitsch dichter, geb. ± 1170, overl. ± 1220, noemde zichzelf een Beier, maar stamde waarsch. uit Midden-Franken en woonde dicht bij Ansbach. Hij was een arme ridder, die, volgens eigen zeggen, niet eens kon lezen, en vertoefde van 1203—15 korter of langer tijd aan het hof van landgraaf Hermann van Thüringen. W. schreef een achttal sterkgevoelde lyr. gedichten, tusschen 1205 en ’15 het groote heldenepos Parzival (bijna 25.000 versregels), en daarna twee fragmentarische gedichten over Sigune en Schiunatulander, die onder den naam Titurel bekend staan, en een onvoltooid heldendicht Willehalm, bewerkt naar het Fransche epos „La bataille d’Aliscans”. — W.’s Parzival is volgens hem zelf een bewerking van een heldendicht van een Provemjaalschen dichter Kyöt, doch daar deze geheel onbekend is en W.’s gedicht daarentegen voor een deel in hoofdlijnen overeenstemt met den „Contes del graal” van Chrétien de Troyes, is het moeilijk uit te maken, wat in dit grootsche geheel W.’s eigendom is.
Het heeft van alle hoofsche heidenromans den belangrijksten inhoud, daar het ook over de verhouding van den mensch tot God handelt, en de held, Parzival, een volmaakt ridder, niet slechts naar wereldlijke eer en aanzien streeft, maar ook naar datgene, wat aan het leven zijn hoogste zedelijke waarde geeft, en dat hier in den „graal” belichaamd is. In mooie dichterlijke taal geschreven, vol oorspronkelijke treffende beelden, het geheel verlevendigd door een beminnelijken humor en tal van persoonlijke toespelingen, munt het gedicht nog uit door zeer duidelijke en afwisselende karakteriseering der personen en veel psychologisch fijne trekjes; alleen lijdt het onder te groote breedsprakigheid, teveel bijpersonen en onder W.’s te levendige phantasie, wier kromme sprongen niet altijd gemakkelijk te volgen zijn. — W.’s Titurelfragmenten werden ± 1272 voltooid door Albrecht von Scharffenberg; bij zijn „Willehalm” dichtte Ulrich von dem Türlin een voorgeschiedenis, Ulrich von Türheim een slot. — W.’s werken zijn geheel of gedeeltelijk uitgegeven door Lachmann (1833), Bartsch (1870), Martin (1903) en Leitzmann; vertaald in modern Duitsch door San Marte (1836—41), Simrock (1842), Hertz (1898), e. a.