Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 19-01-2019

Witt (de)

betekenis & definitie

Witt (de) - naam van een Dordsch regentengeslacht, dat reeds voorkomt in de 15de eeuw en waarvan verschillende leden een rol gespeeld hebben in de Nederlandsche geschiedenis. Genoemd moeten worden Jacob de W., geb. te Dordrecht 1589, jongste zoon vandenDordschen burgemeester, Cornelis de W.; hield zich bezig met den houthandel, was van 1625—1637 ontvanger van ’s gemeene landsmiddelen te Dordrecht en had sedert 1639 deel aan ’t bestuur van de stad. In de jaren 1644/45 maakte hij deel uit van een gezantschap naar Zweden. In tegenstelling met zijn vader stond hij voor de souvereiniteit van het gewest, waardoor hij in conflict kwam met den stadhouder Willem II, die hem in 1650 liet gevangen zetten op Loevestein.

Kort daarop vrijgelaten, op voorwaarde geen deel meer te nemen aan de regeering van Dordrecht, werd hij na den dood van den stadhouder weer lid van ’t bestuur en stemde als zoodanig op de Groote Vergadering in 1651 voor amnestie. In 1657 raad- en rekenmeester van de domeinen van Holland geworden, vestigde hij zich in den Haag, waar hij bleef wonen tot 1672, toen hij na den moord op zijn beide zoons de wijk nam naar Dordrecht, waar hij, ontslag genomen hebbende als raad- en rekenmeester, in 1674 stierf. — Johan de W., geboren 1625 te Dordrecht, zoon van Jacob de W., vestigde zich, na zijn studies volbracht te hebben te Leiden en Angers, als advocaat van ’t Hof v. Holland in den Haag, waar hij zich ook bezig hield met wiskundige studies (analytische meetkunde, waarschijnlijkheidsrekening). In 1650 pensionaris geworden van Dordrecht, trok hij reeds spoedig door zijn bekwaamheden de aandacht en werd hij in 1653 benoemd tot raadpensionaris van Holland en later in 1660 tot grootzegelbewaarder. Den len Engelsch. oorlog bracht hij in 1654 tot een einde na aan Cromwell de geëischte Acte van Seclusie betreffende -t Oranjehuis te hebben gegeven. In de buitenl. politiek beproefde hij Frankrijk en Engeland bevriend te houden, hetgeen hem echter niet gelukte. Hoewel hij in 1660 tot bevrediging van Karel II van Engeland de Acte van Seclusie had ingetrokken, kwam ons land met Engeland in botsing ten gevolge van den naijver op handelsgebied (de z.g. 2de Eng. oorlog). Terwijl de verhouding tot Frankrijk in den beginne tamelijk vriendschappelijk was, zoodat dit land de Republiek steunde tegen Munster, ontstond na den Devolutie-oorlog (1667) verwijdering. Tegen Amsterdam heeft hij zich niet kunnen laten gelden, zoodat deze stad ongestoord zijn politiek in ’t Noorden kon voortzetten, hetgeen de Rep. wikkelde in den Noordschen oorlog (1655/60).

Van meer beteekenis dan de buitenl. pol. is zijn binnenl. politiek. Hij slaagde er in, den toestand van de financiën te verbeteren en de vloot in goeden toestand te brengen, zoodat de Rep. in staat was den Noordschen oorlog en den 2den Eng. oorlog met succes te voeren. Willem III zocht hij buiten ‘t bestuur te houden, alhoewel ’t Eeuwig Edict en de Acte van Harmonie niet zijn werk zijn geweest. In 1672 bij ’t uitbreken van den oorlog wist hij te bewerken, dat de Prins slechts kapitein-generaal werd voor één veldtocht. De positie van de Witt werd aanmerke lijk verzwakt, toen hij niet meer den steun had van de Amsterdamsche Regenten, hetgeen ten gevolge heeft gehad, dat Jan de W. niet ?t noodige heeft kunnen doen voor de versterking van het leger. Toen de oorlog in 1672 uitbrak, was hij de ziel van de verdediging. Gewond in Juni 1672 door een aanslag op zijn leven, moest hij zich onttrekken aan de leiding der staatszaken. Toen dan Willem III stadhouder werd, nam hij ontslag als raadpensionaris en werd hij lid van den Hoogen Raad.

Den 20en Aug. daaropvolgende werd hij vermoord. Litt.: Brieven van en aan Johan de W. (1723/25, 6 dln.); Brieven van Jan de Witt. (Werken van het Historisch Genootschap, 4 dln.); Brieven aan J. de W. (W. Hist. Gen.); Bloemlezing uit de Br. v. J. de W. (Wer.-bibl.), uitg. door Dr. Japikse ; Lefèvre-Pontalis, Jean de Witt, Grand-pensionnaire de Hollande, Par. 1884; N. Japikse, J. de Witt (Nederl.

Hist. Bibl, IX), Amst. 1915. — Corn. de W., geb. 1623 te Dordrecht, zoon van Jacob de Witt, werd na ’t volbrengen van zijn studies lid van de regeering van Dordrecht. Van 1652/54 lid van de admiraliteit van Rotterdam, werd hij in 1654 ruwaard van Putten, maar bleef tevens deel uitmaken van ’t bestuur van Dordrecht. Herhaaldelijk trad hij op als gedeputeerde van de Staten-Gen. bij ’t leger (in den oorlog tegen Munster) of bij de vloot (in den 2den Eng. oorlog). In 1672 op beschuldiging van Tichelaar gevangen gezet in den Haag, werd hij door ’t Hof van Holland tot ballingschap veroordeeld, hoewel niet gebleken was, dat hij een plan beraamd had tot vermoording van Willem III, en werd den 20sten Aug. tegelijk met zijn broeder Jan de W. vermoord, waarbij Willem III een minder fraaie rol heeft gespeeld.

< >