Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Wereldperiode

betekenis & definitie

Wereldperiode - De voorstelling van den mikro- en makrokosmos, die bij de meeste volken der Oudheid voorkomt, en krachtens welk elk ding een deel is van het groot kosmisch geheel, en het wezen van dat geheel weerspiegelt, ligt ook ten grondslag aan de leer der w. De dag is een jaar in het klein, het jaar is een w. in het klein, de w. is het heele wereldverloop in het klein. Zooals de dag zijn morgen, avond en nacht heeft, zoo heeft het jaar zijn lente, zomer, herfst en winter, en zoo heeft ook de w. haar morgen (lente), enz. Zoo had men in Babel de 12 perioden van den dierenriem (gedurende welke de zon stond in een der „teekenen”). Heeft de zon den omloop door de 12 teekenen volbracht, dan is een w. voorbij (wereldjaar = 26000 jaar), en begint een nieuwe periode.

Deze gedachte van een wereldjaar met 4 jaargetijden schijnt ten grondslag te liggen aan de bij vele volken voorkomende verdeeling van de wereldgeschiedenis in 4 perioden, die dan bij de verschillende volken weer verschillend worden uitgewerkt. Zoo worden in het Mazdeisme w. onderscheiden (die met de 4 metalen : goud, zilver, koper en ijzer worden geïdentificeerd), vgl. Dan. 2. De Mahabharata spreekt eveneens van 4 perioden (yoega geheeten) met steeds korter duur, terwijl de wereld aldoor slechter wordt, volgens de waarde van goud, zilver, koper, ijzer. Hesidus geeft de Grieksche w.-leer, eveneens volgens de 4 metalen (vgl. Ovid. Met. I, 89 vv.). Ook de Joodsche litt. (Daniël, Henoch, Jubilaeen) heeft dezelfde voorstellingen. Soms is er sprake van 7 of 12 of 70 perioden (vgl. den term „jaarweken”, Lev. 25 : 8 ; Dan. 9 : 24). Natuurlijk geldt de eigen geschiedenis weer als mikrokosmos tegenover deze „kosmische” w.-en, en weerspiegelt ze.

Vooral in Irsaël (priestercodex, Daniël) en bij de Parzen is deze periodenindeeling der geschiedenis duidelijk. Zijn de 4 w.-en afgeloopen, dan begint een nieuwe „groote” periode, die dus weer met een „gouden” periode begint. Dat is de voorstelling, die wij bij verschillende volken aantreffen: de „gouden eeuw” van het begin komt aan het einde terug. En nu wordt (Babel, Assyrië, Perzië, Rome e. a.) een nieuw optredende koning begroet als de heilaanbrenger, de „Wereldheiland”, die de gouden eeuw brengen zal. De idee van den wereldheiland hangt dus met de voorstelling der w. ten nauwste samen. De wereldheiland is de hersteller van de gouden eeuw, de brenger van een nieuwe periode.

< >