Vrijheid van arbeid - Sinds de afschaffing der gilden geldt te onzent, evenals in alle beschaafde landen, vrijheid van arbeid in dien zin, dat ieder vrij is in de keuze van een beroep en ook overgang van het eene beroep naar het andere aan geenerlei beperking is onderworpen. In het algemeen belang zijn hierop eenige uitzonderingen. Zoo is b.v. afleggen van examens als voorwaarde gesteld voor het zijn van advocaat, arts, apotheker, is een vergunning noodig voor den verkoop van sterken drank in het klein (zie DRANKWET), of voor de oprichting van inrichtingen, vallende onder de Hinderwet.
Ook is aan sommige ambtenaren, het naast hun ambt uitoefenen van alle of sommige beroepen verboden. Verder kan de vrijheid van arbeid door een concurrentiebeding worden beperkt, terwijl ten slotte sommige vakvereenigingen trachten den arbeid harer leden op prijs te houden, door bij collectief (zie COLLECTIEVE ARBEIDSOVEREENKOMST) contract met de werkgevers het aantal leerlingen in haar vak te beperken.