Voortplanting (biol.) - komt bij alle levende wezens voor en is een van de meest kenmerkende eigenschappen van het leven. Zij kan zich in twee vormen voordoen; bij de eene, de vegetatieve of ongeslachtelijke vermenigvuldiging, raakt een enkele cel of een groep van cellen los van het levende wezen en begint een zelfstandig bestaan, groeit daarbij weer uit tot een nieuw individu van denzelfden aard als hetgeen, waarvan de cel afkomstig is. Bij de andere, de generatieve of geslachtelijke voortplanting, zijn twee cellen noodig, de gameten, die met elkaar versmelten moeten tot de zygote en die niet in staat zijn zelfstandig verder te leven.
De zygote ontwikkelt zich dan tot een nieuw individu. Wanneer de gameten ongelijk zijn, wordt de grootere, die gewoonlijk onbewegelijk is, met den naam van ei of eicel bestempeld, de kleinere, die dikwijls van bewegingsorganen voorzien is, met den naam van spermatozoön of spermatozoïde ; de eerste heet dan vrouwelijk, de tweede mannelijk.