Vogelbescherming - Bij de Vogelwet van 23 Sept. 1912, Stb. 303, is ten aanzien van alle vogels, welke behooren tot een der in Europa in het wild levende soorten, met uitzondering van pluimvee, de bij art. 17 Jachtwet als wild aangegeven vogels en de bij algemeenen maatregel van bestuur van 18 Nov. 1913, Stb. 412, gew. 4 Sept. 1922, Stb. 518, als schadelijk voor den land-, tuin- of boschbouw of voor de visscherij aangewezen vogels, verboden ze te vangen of te dooden (art. 2), hun eieren te rapen en uit te halen (art. 3), hun nesten opzettelijk te verstoren (art. 7) en ze zelf, hun huiden, eieren of nesten ten verkoop voorhanden te hebben, te koop aan te bieden, te verkoopen, af te leveren of te vervoeren (artt. 2, 3, 7). Het rapen van kievitseieren staat echter vrij van 1 Febr. t/m. 28 April, verkoop enz. ervan t/m. 30 April (art. 4). Voor meeuweneieren kan vergunning worden verleend (rapen van 15 April t/m. 15 Juni, verkoop enz. t/m. 21 Juni; art. 5). Ingeval van schade of overlast door vogels, of indien deze dreigen, kan vergunning tot dooden, vangen en vervoeren worden gegeven (art. 9).
Ook voor wetenschappelijke doeleinden is vergunning tot afwijking van de wet mogelijk (art. 16). Ten aanzien van bepaalde vogelsoorten, aangegeven bij voorn. K. B. van 18 Nov. 1913, Stb. 412, kunnen ook vergunningen worden gegeven voor vangen enz. voor kooi of jacht (art. 19). Krachtens art. 33 der wet wijst hetzelfde K. B. ook eenige middelen aan, welke niet tot het vangen of dooden der beschermde vogels mogen worden gebezigd. Het strikken van lijsters staat de wet voor sommige plaatsen nog 5 jaren toe (art. 49 ; zie ook K.B. van 17 Oct. 1913, Stb. 394, gew. 20 Juli 1918, Stb. 468). — De wet trad in werking 1 Jan. 1914 (K. B. van 15 Nov. 1913, Stb. 410), behalve voor zooveel betreft art. 2, 2de lid (verkoop enz. van vogelhuiden), dat in werking trad 1 April 1920 (K.B. 7 Jan. 1920, Stb. 6). — In 1917 is ons land toegetreden tot een op 19 Mrt. 1902 te Parijs gesloten intern, verdrag tot bescherming van de voor den landbouw nuttige vogels. Zie voor den tekst Stb. 1916 No. 366,1917 No. 495.