Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vinet

betekenis & definitie

Vinet - (Alexandre), 1797—1847, Fransch-Zwitsersch letterkundige en theoloog van grooten invloed op heel de 19de eeuw. Geb. te Ouchy, werd hij in 1819 tot predikant geordend, nadat hij reeds twee jaren lang als professor in de Fransche taal werkzaam was geweest aan het gymnasium en de kweekschool voor onderwijzers ; 1819 werd hij professor in de Fransche litteratuur aan de universiteit te Bazel. Uit dat onderricht ontstonden zijn bekende werken over de Fransche letterkunde en zijn Chrestomathie française, in drie deelen, die nog op de scholen in Fransch-Zwitserland in gebruik zijn. Tengevolge van den dood zijns vaders en een zware ziekte (1823) kwam er in zijn geloofsleven een wending, waardoor hij minder afhankelijk werd van de heerschende dogmatische richting.

Hij legt nu allen nadruk op de zedelijk-godsdienstige waarde der heilsfeiten, die aan het dogme ten grondslag liggen, en wijst aan hoe zij aan de wezenlijke behoeften van den mensch, aan zijn zedelijk-godsdienstige natuur (door hem conscience genoemd) beantwoorden. Zoo ontwikkelt hij het Christendom als de ware humaniteit. Van dit standpunt uit bestrijdt hij het rationalisme en het modernisme, dat aan dien eisch niet voldoet, maar ook de heerschende orthodoxie van het Reveil, die Voorbeschikking en Inspiratie vooropstelt. Van dit standpunt uit is hij ook een kampvechter voor de vrijheid van den persoon zoo goed als van de kerk. De kerk moet van den staat geheel vrij zijn (église libre), maar tegelijk volkskerk (église de multitude) in den zin, dat ieder lid kan worden zonder gewetensonderzoek.

Voor deze beginselen heeft hij gestreden en geleden. In 1837 als hoogleeraar in de praktische theologie naar Lausanne geroepen, trad hij reeds 1840 om des gewetens wil uit de Waadtlandsche geestelijkheid (wegens een nieuwe kerkelijke wet) en legde 1845 zijn ambt neer. Naar zijn beginselen vormde zich nu de vrije kerk van Waadtland, waarvan hij de leider werd en waarvoor hij een geloofsbelijdenis opstelde, die vrij was van polemiek en van intellectualisme. In 1846 werd hij hoogleeraar in de letterk. aan de universiteit te Lausanne, 1847 prof. aan de vrije hoogeschool aldaar.

Ook als praktisch theoloog en stichtelijk schrijver had V. grooten invloed, die nog steeds voortduurt. In ons land heeft hij ingewerkt o. a. op Dan. Chantepie de la Saussaye en op heel de Ethische richting. Verschillende zijner werken zijn in het Nederl. vertaald. Hij schreef o.a. Discours sur quelques sujets religieux (1831) ; Nouveaux Discours (1841) ; Essai sur la manifestation des convictions religieuses (1842); Théologie pastorale (1850) ; Homilétique (1853) ; Essais de philosophie morale et de morale religieuse (1837) ; Du Socialisme considéré dans son Principe (1846) ; l’ Education, la Famille, la Société (1855) ; Etudes sur Blaise Pascal (1848) ; Mémoire en faveur de la liberté des cultes (1826) ; Sur la Séparation de l’Eglise et de l’Etat (1842) ; Histoire de la Littérature française au 18e siècle (II T. 1863) ; Idem au 19e siècle (III T. 1849, ’51) ; Moralistes des 16e et 17e siècles (1859) ; Poètes du siècle de Louis XIV (1861); Lettres d’Al. Vinet 2 vol. (Lausanne 1880). — Zijn werken worden tegenwoordig opnieuw uitgeg. door de „Société d’édition des œuvres de Vinet” te Lausanne. — Litt. : E. Scherer, Al.

Vinet (Paris 1853) ; E. Rambert, Al. Vinet (Lausanne 1876, 19134) ; Laura Lane, The Life and Writings of A. V. (Edinb. 1890) ; L. Molines, Etude sur A. V., critique litéraire (Paris 1890) ; A. Schumann, Al. Vinet (Leipzig 1907) ; C. Paira, Staat u. Kirche bei Al. V. (Stuttgart-Gotha 1922) ; J. Cramer, AI. Vinet als Chr. moralist en apologeet (Leiden 1883) ; J. P. van Melle, Een en ander over Al. Vinet (Doetinchem 1910).

< >