Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Vinci (leonardo da)

betekenis & definitie

Vinci (leonardo da) - geboren 1452 te Anchiano, een dorp bij de stad Vinci aan de Westelijke helling van den Monte Albano, gest. 1619 te Amboise in Frankrijk. Italiaansch schilder en beeldhouwer, mathematicus en musicus. Als kind opgevoed in het huis van zijn grootvader da Vinci, toonde hij reeds dadelijk alle liefhebberijen, waarin hij later zou uitblinken. Omstreeks 1470 werd hij te Florence opgenomen in het atelier van Verrochio.

Vasari, de schilderbiograaf, vertelt, dat hij in diens werk : ,,De Doop van Christus” een der engelfiguren heeft geschilderd. De afwijkende stijl en opvatting van deze figuur wettigt deze interpretatie volkomen. Enkele jeugdwerken kunnen hieraan toegevoegd worden. In 1472 wordt Leonardo in de schildersboeken te Florence genoemd, hoewel hij nog tot 1476 bij Verrocchio blijft. Met de volgende jaren dateert zijn connectie met Lorenzo de Medici, voor wien hij verschillende opdrachten had uit te voeren. Welke werken hiermede bedoeld worden, is onzeker, al kan men de Aanbidding der koningen (Florence-Uffizi, slechts als schets in grondkleuren opgezet) daar toe rekenen (± 1479). Uit zijn bewaard gebleven manuscript blijkt, dat hij zich evenzeer met schilderen als met beeldhouwen bezig hield, terwijl hij eveneens melding maakt van oorlogswerktuigen, door hem uitgedacht en geconstrueerd. Uit deze jaren is zeker de schets voor het ruiterstandbeeld van Francesco Sforza, dat evenwel na de plaatsing van het model als proef nooit definitief werd uitgevoerd.

In 1482 of 1483 kwam hij naar Milaan en het is waarschijnlijk, dat hij in de daaropvolgende jaren gereisd heeft, vermoedelijk in Syrië. In 1487 was hij in Milaan terug, waar hij twaalf jaren in dienst bleef van Ludovico Sforza. Als architect was hij daar eveneens werkzaam, zoowel voor den koepelbouw van de Cathedraal, als voor tooneelmachinerieën, terwijl hij verschillende wetenschappelijke studies schreef. Van zijn schilderijen uit dezen tijd is weinig met zekerheid te zeggen. Zijn „Madonna bij de Grot”, het schilderij in het Louvre, vertoont nog geheel den Florentijnschen stijl en zal dus in het begin van zijn verblijf te Milaan ontstaan zijn. Het schilderij met dezelfde voorstelling te Londen is om den stijl zeer zeker later te dateeren ; historisch staat vast omtrent dit schilderij, dat het zich in 1584 bevond in de kerk van S. Francesco te Milaan (daar is het in 1777 weggehaald) volgens den biograaf Lomazzo. Omtrent de geschiedenis van het Parijsche stuk is vóór 1625 niets bekend; toen was het in koninklijk bezit. In de jaren 1494 en was Leonardo te Florence en tusschen en ’98 nog eens, toen oneenigheid met den hertog van Milaan Perugino in zijn plaats deed treden.

Verschillende constructieve en decoratieve werken werden in deze jaren door hem uitgevoerd. Uit deze laatste periode dateert het ontstaan van het fresco „Het laatste Avondmaal” in het refectorium van S. Maria delle Grazie te Milaan, een werk, dat L. reeds lang in gedachten had, zooals valt op te maken uit verschillende teekeningen en schetsen. Het werk is in olieverf geschilderd op een geprepareerden grond en was reeds in het midden van de 16de eeuw door vocht en een nadeelige uitwerking van de pleisterlaag, tot ondergang gedoemd. De strijd, waarin de hertog van Milaan in 1499 met de Franschen werd gewikkeld, noodzaakte Leonardo Milaan te verlaten, die na een verblijf te Mantua en Venetië in 1500 te Florence wordt vermeld. Uit dezen tijd dateeren de beroemde portretten van Isabellad’Esteen van de Gioconda, over welk laatste portret hij volgens den schilderbiograaf Vasari vier jaren zou hebben gewerkt. In 1503 ondernam L. de compositie van den Anghiarislag (de herinnering aan de overwinning der Florentijnen op de Milanesen in 1440), uitgewerkt als teekening en bedoeld voor een fresco in de Sala del Consiglio. Aan den tegenovergestelden wand zou Michel Angelo een episode uit den oorlog met Pisa afbeelden. De rivaliteit tusschen beide kunstenaars leidde tot groote verbittering.

De origineelen bestaan niet meer; in 1519 wordt Leonardo’s werk nog vermeld, ± 1570 is het reeds vervangen door een fresco van Vasari. De compositie is bekend gebleven door een teekening van Rubens in het Louvre. In 1509—13 vertoefde L. weer te Milaan en uit dezen tijd mag men beschouwen het beroemde schilderij van de Anna te Drieën in het Louvre. In 1513 ging L. naar Rome, waar hij in Paus Leo X een beschermheer vond. Hij woonde in het Belvédère. Uit zijn manuscript blijkt, dat hij zich voornamelijk bezig hield met wetenschappelijke onderzoekingen op verschillend gebied; in 1515 ging hij in Franschen dienst bij koning Frans I en leefde er te Amboise, waar hij in 1519 is overleden. L. behoort tot die zeldzame figuren in de kunst, die de macht van hun kunnen op hun geheele tijdperk en omgeving overbrengen.

Men kan wel directe navolgers aanwijzen, zooals Lorenzo di Credi, Fra Bartolommeo en Piero di Cosimo uit zijn Florentijnschen tijd, zooals Boltraffio, Giampetrino in zijn Milaneeschen tijd, maar niet minder groot is de invloed, dien hij heeft uitgeoefend op schilders als Sodoma, Luini, Ambrogio di Prédis, Solario en nog zooveel anderen. Leonardo staat ook om zijn veelzijdigheid geheel boven allen en wordt slechts geëvenaard door iemand als M. Angelo. Van zijn schilderkunst is weinig, van zijn beeldhouwwerk zoo goed als niets meer over, en over vele schilderijen kan men nog twisten, of zij werkelijk geheel eigenhandig door hem zijn gemaakt. Des te meer heeft dan ook het manuscript, dat Leonardo heeft nagelaten, onschatbare waarde, omdat men met behulp daarvan den mensch Leonardo kan trachten te leeren kennen, die in zijn werk toch altijd slechts een gedeelte gaf van de universeele begaafdheid, die zijn deel is geweest. Litt. o. a. W. von Seidlitz, L. d. Vinci en de daar vermelde uitgebreide litteratuur. In de wiskunde is L. d. V. bekend om zijn grondleggende studie van de perspectief.

< >