Villon - (François), de grootste Fransche lyricus der 15de eeuw, werd in 1431 te Parijs geboren ; hij heette in werkelijkheid François des Loges of F. de Montcorbier en ontleende zijn naam aan een kapelaan van de school bij Saint-Benoît-leBétourné te Parijs, Guillaume de Villon, die zich voor hem had geïnteresseerd. Hij studeert en wordt „maitre-ès-arts” in 1452, maar slecht gezelschap doet hem aan studentenoproeren deelnemen ; in 1455 doodt hij een priester en moet vluchten; hij wordt lid van een rooversbende, les Coquillards, maar krijgt brieven van vergiffenis en komt te Parijs terug, doch moet, na een diefstal in ’t Collège de Navarre te Parijs, weer vluchten, zwerft vijf jaar in Frankrijk rond en wordt door den vorst-dichter Charles d’Orléans gesteund ; gevangen genomen en opgesloten te Meung-sur-Loire, krijgt hij gratie van Lodewijk XI ; opnieuw gevangen en vrijgelaten wordt hij, na een vechtpartij, ter dood, maar na appèl tot 10 jaar ballingschap veroordeeld. Daarna verliest men zijn spoor; hij sterft misschien in 1464. — Zijn werk bestaat uit Les Lais (de legaten), die hij in 1456 aan zijn vrienden vermaakte, toen hij Parijs verliet, later Le Petit Testament genoemd, en Le Grand Testament (1461), geschreven na de gevangenis te Meung. — De legaten, die hij vermaakt, vatte men satyrisch op : zij bevatten aanvallen op zijn vijanden, rechters, priesters, hoogleeraren en op de vrouwen, die hij in zijn veelbewogen leven kende.
In een reeks balladen in zijn werk ingevlochten, bezingt deze lyricus vóór alles de achtervolging, die het idee van den vreeselijken dood op zijn geest en zinnen uitoefent ; in onzen tijd is het werk van Baudelaire of van Verlaine slechts met die ontroerende uitstorting van angstige obsessie daarmee te vergelijken. — Men heeft ook nog vijf Ballades en jargon van hem. — Goede uitgaven: Œuvres door A. Longnon, herzien door L. Foulet (1922) en Die Werke Maistre François Villons door W. von Wurzbach (Erlangen, 1903) ; les Ballades en jargon, ed. R. F. Guillon (Groningen, 1920. Over hem het heel mooie boekje van Gaston Paris, Villon (1901) ; over hem en zijn tijd : Pierre Champion, François Villon, sa vie et son temps (Parijs, 1913), twee rijk gedocumenteerde deelen.