Verona - hoofdstad der gelijkn. Ital. prov., ligt aan den voet der Alpen (Monte Lessini, beroemd om zijn wijn), in een vruchtbare vlakte, aan de Etsch, die de stad in twee deelen splitst; sterke vesting; 91.000 inwoners. V. is een kruispunt van de wegen tusschen Duitschland en Italië, zoowel als tusschen Venetië en Lombardije. Vele Romeinsche oudheden, o. a. een groot amphitheater.
Geschiedenis. Gesticht door de Rhaetiërs, later bezet door de Keltische Caenomani, ontwikkelde V. zich tijdens de heerschappij der Romeinen door zijn ligging tot een der belangrijkste steden der Povlakte. Onder de Oost-Goten en Langobarden was V. herhaaldelijk residentie der koningen. (Vgl. in de Dietrichs sage den naam Bern = Verona). Middelpunt van een markgraafschap tijdens de heerschappij der Franken, maakte het een tijdlang deel uit van het hertogdom -Beieren. Van beteekenis door den handel beproefde V. zich los te maken van het gezag der Duitsche keizers en streed het tegen Frederik Barbarossa. In 1227 maakte Ezzelino da Romano zich voor Frederik II meester van V. Na hem werd in 1260 Martino della Scala podesta van V., met wien de heerschappij der della Scula begint, waarvan de voornaamste is Can Grande I (1312—29), die Vicenza en Padua onderwierp.
Na hem gaat V. achteruit en in 1387 werd V. veroverd door Gian Galeazzo van Milaan. Tot 1404 was V. Milaneesch bezit, daarna in 1405 kwam V. met Padua aan Venetië en nam daarna deel aan de lotswisselingen van deze stad. Op ’t gebied van kunsten en wetenschappen speelt V. een groote rol. Op ’t gebied van de bouwkunst moeten genoemd worden Fra Gioconda ± 1500), Michele Sanmicheli (4; 1525); op :t gebied van schilderkunst Altichiero, de voornaamste vertegenwoordiger der oudere Veroneesche schilderschool (2e helft 14de eeuw). Uit den tijd der renaissance Stefano da Zeno (± 1420); Antonio Pisano (±1450), Domenico Morone (± 1440), Paolo Morando (± 1500), enz.