Oosthoek encyclopedie

Oosthoek's Uitgevers Mij. N.V (1916-1925)

Gepubliceerd op 17-01-2019

Verdam

betekenis & definitie

Verdam - (Jacob), leerling en opvolger van prof. Matthias de Vries, geb. 1845 te Amsterdam, overl. 1919 te Leiden, werd na zijn studie leeraar aan ’t gymnasium te Leiden en promoveerde daar op een proefschrift: Tekstkritiek van Middelnederl. schrijvers (1872). Verschillende verhandelingen en uitgaven deden hem naam verwerven in de Nederl, philologie, zoodat hij tot een hoogleeraarschap aan de nieuwe universiteit te Amsterdam werd geroepen, na het bedanken van Verwijs, 1878. Dit bekleedde hij tot 1891, toen hij de plaats van zijn leermeester innam met een rede: „Wetenschap en wetenschappelijke methode”.

Zijn naam is in de eerste plaats verbonden aan het Middelnederlandsch Woordenboek, oorspronkelijk door de Vries begonnen, voortgezet door V., eerst nog met Verwijs. Deel I verscheen in 1882 ; bij V.’s dood was het laatste (dl. VIII) grootendeels (tot in de W) voltooid. In 1908 en vlg. verscheen een korter Middelnederlandsch Handwoordenboek. Talrijke Middelnederlandsche teksten zijn door V. uitgegeven (Historie van Troyen, Spieghel der Sonden, een nieuwe uitg. van Maerlant’s strophische gedichten met Franck, enz.) en bijzonder groot is het aantal artikelen op zijn studiegebied van hem verschenen, vooral in het Tijdschrift voor Nederlandsche Taal- en Letterkunde. Als een schets voor ontwikkelde leeken gaf hij in 1890 een Gesch. der Nederl. Taal in ’t licht, ontstaan uit vroegere opstellen, in 1902 geheel nieuw uitgegeven onder den titel: Uit de Gesch. der Nederl. Taal '(3de dr. 1912).

< >