Vauvenargues (luc de clapiers, markies van) - Fransch moralist, werd in 1715 te Aix in Provence geboren, waar zijn vader burgemeester was; door zwakte kon hij de school niet bezoeken, leerde geen Latijn en Grieksch, maar kwam sterk onder den invloed van een vertaling van Plutarchus’ Levens van groote mannen, toen hij 16 jaar was. Deze leerde hem het leven stoïsch te aanvaarden. In 1733 werd hij tweede luitenant en nam deel aan den oorlog in Lombardije, bleef nog een tijd op de grenzen van Bourgondië en Franche Comté, keerde naar Parijs terug, waar hij vriendschap sloot met zijn neef, den Markies de Mirabeau, Hippolyte de Sestres, later met Voltaire en Marmontel. In 1741 nam hij weer deel aan den Oostenrijkschen Successieoorlog, was bij de verovering van Praag; op den terugtocht bevroren zijn beide beenen en hij was nu hulpbehoevend, arm, genoodzaakt naar een betrekking bij de diplomatie om te zien, die hij niet kreeg, ondanks Voltaire’s hulp.
Hij vestigde zich te Parijs, schreef een groot aantal korte verhandelingen over levensphilosophie, leefde met en voor zijn vrienden en stierf in 1747, een twintigtal verhandelingen gepubliceerd hebbend en een aantal aanteekeningen nalatend; zijn eerste werk was Conseils à un jeune homme (1743); daarnaast noemen wij nog: Introduction à la connaissance de l’esprit humain (1746); Discours sur la Gloire, Traité sur le libre arbitre, Caractères, Dialogues, Maximes, Imitation de Pascal. De levensphilosophie van dezen teederen stoïcus is gericht op een inspanning van alle krachten der ziel, waardoor de mensch door werkzaamheid tot deugdzaamheid komt, die een bekroning vindt in „la gloire”, de glorie van volstreden te hebben. Voor hem komen de groote ideeën uit het hart voort; een stelling, die toen nog vrij nieuw was. Hij is ook van meening, dat al onze handelingen bepaald worden door onze hartstochten, maar die weer in nauw verband staan met onze ideeën aan de ééne zijde, met onzen wil aan de andere. — Zijn werken werden in 1857 door Gilbert in 2 dln. uitgegeven. Over hem: M. Paléologue, Vauvenargues (1890); Edmund Gosse, Three French Moralists (1918) en Marguerite de Rouville, De levenskunst van Vauvenargues (1920).